VAGEBONDEN VAN DE ZELFKANT
verdeeld hebben. Ook bij de weduwe Trimpe weten ze meubelen en tuingereedschap te
bemachtigen. En ook bij de schipper Joos Vervenne weten ze hun slag te slaan. Weer
veranderen er meubelen en tuingereedschap van eigenaar. Bij meneer Cornelis Zwaan
weten ze een geverfde theebus en een blikken theektel mee te nemen. Aan David de Rijke,
een "oudekleerkoper", verkoopt hij voor zeven schellingen een koperen "heremijt" en
stoffen keurs(rok). Deze zaken zijn door Adriaan Barbier gestolen. De heren weten ook in
Middelburg hun slag te slaan. Uit twee keukentjes van Abraham Koppens stelen ze 21
flessen witte wijn, 2 schouwkleden, een wijnglas, schort, theepot en 2
"tinteltonnetjes(tondeldoosjes).
De eis van de baljuw is niet mals. Hij vraagt geseling met de strop om de hals,
brandmerking, verbanning en betaling van de kosten. De verdediging weet dan nog een
mooi verhaal in elkaar te draaien. Pieter zou niet geweten hebben hoe hij in het tweede
keukentje van Abraham Koppens is gekomen en ook wist hij niet dat hij daar nog andere
goederen had meegenomen, aangezien hij stomdronken van de wijn was geweest. De
meeste andere goederen waren naderhand ook teruggevonden, zodat ze aan de eigenaars
konden worden teruggegeven. Door armoede was de verdachte tot al deze diefstallen
gekomen en hij verzoekt dan ook om gratie en vermindering van straf. De rechtbank gaat
hier niet op in. Pieter wordt veroordeeld tot geseling met een strop om de hals,
brandmerking, voor altijd verbannen en het betalen van de proceskosten. Zijn medegezel
in de misdaad Adriaan, die ook samen met zijn vrouw nog een aantal zaken heeft gestolen,
komt er ook niet goed vanaf. Hij wordt veroordeeld tot geseling, verbanning gedurende
zijn hele leven en betaling van de proceskosten.
(RAZE, 1575, fol 97)
EEN JEUGDIGE DIEVEGGE.
Dat niet alleen volwassenen zich aan diefstallen te buiten gaan, maar ook kinderen leert
ons het volgende verhaal. Jeugdcriminaliteit is dus niet alleen van deze tijd. Een meisje
genaamd Adriana Kemeling met een leeftijd van twaalf jaar, afkomstig van Sint
Maartensdijk op Tholen, zit in september 1760 in Goes in de bak. Op de achtentwintigste
van deze maand bekent ze diefstal en inbraak te hebben gepleegd. Ze zit vast in de kamer
van de wakers en dus niet in de eigelijke gevangenis.
Adriana is al op jeugdige leeftijd het verkeerde pad op gegaan. Enige jaren eerder heeft ze
bij de smid, Gideon Vervenne, een aantal hoefijzers gejat en doorverkocht aan ene van
Leeuwen. Haar ouders die dit te weten kwamen, hebben haar hiervoor flink gestraft. Dit
heeft echter niets geholpen, want wat later gaat ze weer op rooftocht uit en nu moet de
bleek van Pauline Schuiling het ontgelden. Ze neemt daar een hemd weg, maar wordt op
heterdaad betrapt, zodat ze het hemd moet teruggegeven.
Ze is echter zeer hardleers, want even later is het weer raak. Ze breekt in bij de weduwe
van Bartel Kaasbeke, het huis ligt bij de oliemolen op de dijk, forceert daar een raam en
neemt een koperen ketel mee, die ze verkoopt aan Jan Raphalm voor 25 schellingen. Ze is
nog een keer terug gegaan naar de weduwe. Ze heeft daar enige ruiten gelicht, het raam
opengebroken en is naar binnen geklommen op zoek naar geld. Door de komst van enige
lieden is ze echter in haar dieverijen gehinderd en opgepakt.
37