A.J.P. SAAIJMANS VADER CIE EN HAAR BRANDERIJ "MERCURIUS" TE GOES maar wilde pas tegen de zomer het gedistilleerd gaan rectificeren/overhalen. Verder legde ook de slachttijd een extra druk op het ambtenarenapparaat. De discussie over het 's nachts doorwerken is ook elders gevoerd. Naar voren gebrachte argumenten waren dan dat stilstaan van de machines verlies opleverde, de voorraad wortelen te groot was, de pulp nodig was als veevoer etc. Opnieuw volgde vanuit 's-Gravenhage een duidelijk besluit: geen nachtwerk. Eerder in 1857 was het nachtwerk aan enkele beetwortelbranderijen alleen toegestaan vanwege buitengewone omstandigheden. Iedereen had de tijd gehad bestaande werktuigen te vergroten of nieuwe distilleertoestellen aan te schaffen. Waren de aanwezige werktuigen niet in staat binnen de wettelijke toegestane tijd voor ruwstoking voldoende wortelen te verwerken dan was dit te wijten aan de ondernemer, er was geen budget meer voor de reeds hoge uitgaven voor het toezicht bij de proefnemingen. Nadat op 3 september de minister het verzoek afwees, kwam hij de 24e alsnog op zijn besluit terug. De firma kreeg opnieuw toestemming voor een jaar ook 's nachts te mogen werken, op voorwaarde dat het ruwnat alleen werd verwerkt onder ambtelijk toezicht. Daarnaast moest per nacht onverschillig of er 1 of twee ambtenaren aanwezig waren 1 ,- vacatieloon worden betaald. De directeur belastingen had negatief geadviseerd, hij vond het onnodig de firma het "waarom" te vertellen. Immers zij waren niet geneigd via eigen offers de geopperde bezwaren weg te nemen, iets wat de minister hen nu oplegde indien gebruik gemaakt werd van de toestemming. De minister had zijn besluit genomen op grond van het argument dat men niet in staat was de aanwezige voorraad in het goede seizoen te verwerken. De controleur had overleg gepleegd met de firmanten. Deze hadden in de veronderstelling dat aangezien de Bergen op Zoomse branderij toestemming had gehad zij het ook wel zouden krijgen, ruim twee maal zo veel land met beetwortelen ingezaaid als in het vorige jaar. Bleef de toestemming uit, dan waren zij niet in staat om met alleen dagwerk meer dan de helft van de voorraad te verwerken en zouden ze dus een aanzienlijk verlies lijden. In mei van het daaropvolgende jaar wordt een opmerkelijk verzoek gedaan. Op 23 april was de voorraad beetwortels geheel verwerkt en zag het er naar uit dat de fabriek de gehele zomer tot aan oktober stil werd gelegd. Men had daarom contact gezocht met Belgische fabrikanten om melasse aan te kopen. Deze melasse wilde men nu als grondstof gaan gebruiken. Dit is heel opmerkelijk, want nu blijkt dat men op de hoogte was van de mogelijkheid om melasse als grondstof voor alcohol te gebruiken. Onduidelijk is dan ook waarom men er nooit voor gekozen heeft hierop over te stappen. De melasse was niet geschikt voor andere doeleinden en daarop zeer goedkoop te verkrijgen. Volgens de firmanten leek het gebruik hiervan "...het 'eenige middel te zijn om hen eenigsints tegemoet te komen in hun geleden verlies...". Wat was er gebeurd? Naast een lagere oogstopbrengst waren de marktprijzen voor graanmoutwijn laag. Hun eigen spiritus werd ook onder deze graanmoutwijn gerekend. Zij wilden de melasse invoeren zonder inkomende rechten verschuldigd te zijn. De controleur en de directeur belastingen adviseerden negatief. De minister nam dit advies over, maar verzocht bij de firma te informeren of deze dan toch melasse wilde gaan verwerken. Het antwoord op deze vraag heb ik niet teruggevonden, gelet op een tweede verzoek in juni heeft de firma vermoedelijk hiervan afgezien. In juni kreeg de firma opnieuw toestemming proefstokingen te doen met als grondstof het afval of aftreksels van meekrapwortels. In dit tweede verzoek wordt 45

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1997 | | pagina 47