In 1912 kijkt de kunstkritiek heel anders aan tegen het uitbundige schilderwerk van Hijner uit zijn Zeeuwse tijd. Zijn kroningsfeest wordt geprezen: "Hier zijn de schilderproeven, waarin met ongemengde kleur in een wemeling van rood, wit en blauw, daar- tusschen nog oranje, 't Oranjefeest in Zeeland is geschetst. De Zeeuwsche meisjes zijn uitgelaten, joelen ach ter het roode vaandel van een muziekvereeniging, de rood-wit en blauwvlag wappert boven de kleurige door de feeststemming verhitte gezichten, nog even is de turksche trom, het koper van het fanfarekorps achter de drom zichtbaar, welke in heftige onbevangenheid aan de, aan Zeeuwsche landaard verwante Vlaamsche joollust, her innert. (20). Bidstond, otieveifop doek. Part. Coll. Hijner heeft slechts een kleine bijdrage kunnen leveren aan de Haagse Schooi. Hij is geen baanbreker of ver nieuwer geweest, meer een traditionele schilder. In zijn carrière wisselen sterke en minder sterke werken elkaar af. Een reden hiervoor is het werken voor de Amerikaanse markt, die weinig kritisch veel vraagt. Dertig jaar na het overlijden van Hijner richt diens schoonzoon, dr. J. 't Hart, in de Druivenstraat 17 te Den Haag een parti culier museum voor Hijner op. Hier zijn veel werken uit de nalatenschap te zien, een aantal schetsboeken en de enige ets die hij kort voor zijn dood in 1916 heeft gemaakt. De kwaliteit hiervan kan niet echt boeien. De kleur uit Hijner's Zeeuwse periode wordt het meest gewaardeerd, naast de lossere toets uit zijn Brabantse tijd (21). Het museumpje bestaat slechts enkele jaren.

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1997 | | pagina 64