ONDERWIJS EN ONDERWIJZERS IN KAPELLE VANAF DE FRANSE TIJD TOT 1859 ONDERWIJS EN ONDERWIJZERS IN KAPELLE VAN DE FRANSE TIJD TOT 1859 door G.J. Lepoeter. Inleiding. Het onderwerp van onze studie is de opleiding van de dorpsjeugd in een besloten - zuiver agrarische - gemeenschap op het platteland van Zuid-Beveland, in de tijd dat het merendeel van de dorpelingen nauwelijks verder van huis kwam dan op hoogtijdagen naar "stad" (Goes). De dorpsjeugd was een verre van homogene groep. De kinderen van de in de ogen der arbeiders steenrijke en machtige boeren hadden een aanzienlijk andere sociale status dan de arbeiderskinderen. Toch zaten ze samen op één en dezelfde school, in hetzelfde - over het algemeen erbarmelijke en armoedige - lokaal. Voor zover ze tenminste naar school gingen. In tegenstelling tot de grotere plaatsen had men op het platteland niet de mogelijkheid van aparte armenscholen, waar men de kinderen van de talrijke armlastige ouders onderbracht. En dan de leerkrachten waaraan de jeugd werd toevertrouwd, de schoolmeesters zoals ze heetten, hun hulpjes, de schoollokalen, de leermiddelen. Tenslotte de regelgeving en het toezicht, aanvankelijk vrijwel uitsluitend vanuit de kerk, later, na de drastische verandering van de algemene verhouding van de Staat tot de godsdienst en de Kerk, met pijn en moeite vanuit de burgerlijke overheid.(l) Het is dan ook een voor onze begrippen onvoorstelbare ommezwaai geweest die de tijdgeest tegen het einde van de achttiende eeuw en gedurende de eerste decennia van de negentiende eeuw teweegbracht. Op 8 februari 1583 was door de Staten van Zeeland een schoolordonnantie uitgevaardigd die het onderwijs in het hele gewest op gereformeerde grondslag regelde. Het allerbelangrijkste hiervan was niet zo zeer de zorg om de jeugd zelf, maar om zo snel mogelijk de nog prille beweging van de reformatie van een solide basis te voorzien. Zonder goedkeuring van de classis kon geen schoolmeester aangesteld worden en wat deze te doen stond gaf de tekst van de ordonnantie duidelijk aan: "De voorseyde Schoolmeesters sullen gehouden zijn de kinderen van de jonge Jeucht aen, een yeder der selver naer sijne capaciteyt ende Jaren, metten eersten te leeren den Vader Onse, Thien Geboden, de Articulen des Christelijcken Gheloofs, het Avondt ende Morgen Gebedt, de Gebeden voor ende naer den Eten, midtsgaders de ordinarise Gebeden om bequaemheyt in 't leeren van Gode te verkrijgen. Ende die hier inne sullen zijn geoeffent, ende weesen geleert, die sullen sij voorts gehouden zijn de Vragen ende Antwoorden uyt den Catechismo van elcken Sondach te leeren, ende inder Kercken te doen opseggen, oft ten minste soo vele, als van den Dienaer des Godtlicken Woorts verklaert sal worden. Exercerende de selve voorts op seeckere uyren des daechs, oft inde Weecke, in 't singen der Psalmen, ten eynde sij die bequaemelijck inder Ghemeynten mogen helpen singen. Ende ter uyre van de t'samen-komste ter Scholen, ende voor het scheyden uyt der Scholen, oft t'Huys gaen, sullen sij die gheheele Jonkheyt op haer knyen liggende, de voorsz.gebeden overluyt ende onderscheydelijck naer gelegentheyt, bij beurte laten opseggen".(2) Zo bleef de situatie in grote lijnen tot het einde van de achttiende eeuw. Generaties lang wist het volk niet beter of de kerk bepaalde de regels.(3) Er bestond geen vrijheid van onderwijs: particuliere scholen behoefden toestemming (admissie) van de overheid. Om onderwijs te mogen geven moest men de gereformeerde godsdienst belijden. 51

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1997 | | pagina 69