ONDERWIJS EN ONDERWIJZERS IN KAPELLE VAN DE FRANSE TIJD TOT 1859
Nederland op dit terrein in het toenmalige Europa een vooraanstaande plaats zou bezorgen.
In ieder geval op papier en toegespitst op de steden, met name in Holland. Zoals we echter
zullen zien, was op het platteland van de Zeeuwse eilanden gedurende de eerste decennia
van de negentiende eeuw de toestand op meerdere punten nog verre van ideaal.
Het sluitstuk van de revolutionaire veranderingen vormde de schoolwet van 3 april 1806,
ontworpen door Adriaan van den Ende, de toenmalige commissaris "tot de Zaken van het
Lager Schoolwezen en Onderwijs". Daaraan vooraf gingen de schoolwetten van 15 juni
1801 en 29 juli 1803.
Deze waren het werk van J.H. van der Palm, die de eerste "Agent van Nationale
Opvoeding" Th. van Kooten, reeds spoedig opgevolgd was. De snelle opeenvolging van
wetten in deze periode was noodzakelijk door wijzigingen in de "Staatsregeling", de
grondwet van de Bataafse Republiek. Omdat er nauwelijks gelegenheid was de wetten van
1801 en 1803 in te voeren, is er vooral op het platteland weinig van te merken geweest.
Doel van de wetgeving was het brengen van eenheid in de reglementering van het lager
onderwijs voor het gehele grondgebied van de toenmalige Bataafse Republiek, teneinde
het volk te "beschaven" en te "verlichten". Volksverlichting was immers "de rijke bron van
de weldadigste uitvloeiselen voor eene maatschappij van zedelijke wezens, de moeder van
vrijheid en onafhankelijkheid...". Belangrijk was dat er een einde kwam aan de
geprivilegeerde positie van de gereformeerde kerk. Rooms-Katholieken werden niet
langer van functies in het onderwijs uitgesloten. Het geven van "leerstellig"
godsdienstonderwijs werd verboden om andersdenkenden niet voor het hoofd te stoten.
"Alle schoolonderwijs zal zoodanig moeten worden ingericht, dat onder het aanleeren van
gepaste en nuttige kundigheden, de verstandelijke vermogens der kinderen ontwikkeld, en
zij zeiven opgeleid worden tot alle Maatschappelijke en Christelijke deugden". Voorop
J.H. van der Palm. 1763-1839
53