ONDERWIJS EN ONDERWIJZERS IN KAPELLE VAN DE FRANSE TIJD TOT 1859 kinderen broodnodig om langdurige veldarbeid te verrichten. De armoede die gedurende de achttiende eeuw steeds ernstiger vormen aannam, is door de mooie leuzen van de Bataafse omwenteling, het "Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap", eerder verergerd dan dat er uitzicht op verbetering is gekomen. De kinderen moeten letterlijk in het zweet huns aanschijns een zeer karige boterham verdienen. Maar verder is het ook de schoolmeester alleen maar zeer welkom dat hij de handen vrij heeft om te trachten zijn karig inkomen aan te vullen met inkomsten uit andere bezigheden. De schoolmeester moet "pen en schrijftafel tegen spade en ploeg wisselen", willen hij en zijn gezin niet van de honger omkomen. Tenslotte moeten we niet uit het oog verliezen wat de rol is van de plaatselijke overheid. De gemeentebesturen, vertegenwoordigd door de armbesturen, stimuleren deze vorm van slaafse kinderarbeid. Het vrijwaart hen voor een belangrijk deel van het doen van uitkeringen aan de armlastige arbeidersgezinnen. Het is duidelijk dat het probleem van de schoolsluiting zich ook in de volgende jaren niet oplost. Als dominee Huët in maart 1804 op het platteland van Zuid-Beveland 25 scholen tracht te bezoeken, zijn er al ongeveer een maand 20 a 21 gesloten. En, schrijft hij: "dit moet ik gedogen en zal ik niet kunnen verhelpen, zolang het bestaan der meesters als dusdanig niet verzekerd zijnde, de zorg voor hun levensonderhoud een dwangmiddel tegen mij is, 't welk alle de dwangmiddelen die mij in handen zijn gegeven, overtreft en verijdelt".(7) Over de invloed van de op verschillende plaatsen ingestelde commissie van toezicht is de schoolopzichter voorzichtig optimistisch. Hier en daar een klein lichtpuntje is ook wel hard nodig, want zoals in het verslag van 6 maart 1805 bespeuren we een duidelijke ondertoon van moedeloosheid: "Uit het bovenstaande volgt met hoe weinig vrucht ik twee malen 's jaars de schoolvisitatien zo kan verrichten dat ik alle de scholen in activiteit vinde. Beide keeren, in het afgelopen jaar, heb ik de ongunst van het saisoen en de slegtheid van weer en weegen getrotseert; ik heb mijne gezondheid er aan gewaagd, mij alle ongemakken getroost, en nog kwam ik voor verscheide scholen in het voorjaar te laat en in het najaar te vroeg".(8) Hij neemt zich dan (noodgedwongen) voor om zijn voorjaarsbezoek voortaan uit te stellen tot de periode april/mei. Dit in de wetenschap dat hij zich dan bij een klein aantal scholen zal moeten bepalen. Het euvel is diepgeworteld en wordt van hogerhand algemeen als zodanig ervaren. Niet voor niets begint de algemene schoolorde voor de lagere scholen van 3 april 1806 met de tekst: "Er zal zooveel mogelijk het geheele jaar door worden School gehouden, vastgestelde vacantietijden uitgezonderd".(9) Johannes Staal. De schoolmeester die in Kapelle vóór, tijdens en na de overgang van het oude naar het nieuwe onderwijsstelsel in functie was, heette Johannes Staal. Deze werd geboren in Biezelinge op 13 maart 1760 (gedoopt op 16 maart 1760) als zoon van Willem Adriaanse Staal en Pieternella Janse Engelaar.(lO) Waar hij zijn opleiding heeft ontvangen weten we niet. Zijn loopbaan in Kapelle begint op 24 januari 1783, de datum waarop de sedert 1767 in functie zijnde voorlezer/voorzanger, koster en schoolmeester Leunis Huigense komt te overlijden. Gedurende het jaar 1783 treedt hij als waarnemer op en vanaf 1 januari 1784 neemt hij definitief zijn plaats in en volgt Leunis Huigense in al zijn functies op.(ll) Hij 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1997 | | pagina 73