G.J. LEPOETER was - waarschijnlijk in Kapelle - gehuwd met Maria de Jager.(12) Wat weten we over het inkomen van Johannes Staal? Johannes Staal tekent op II februari 1823 voor de ontvangst van de helft van het jaarbedrag ten laste van de kerk: éénennegentig gulden en tien stuivers. Van de kerk ontving hij voor zijn taken als koster en schoolmeester een jaarbedrag van 183,—. Uit de kas van de gewestelijke overheid het van oudsher geldende bedrag voor de voorlezer van 60.—. Na 1809, toen op basis van een koninklijk decreet van 2 augustus 1808 de kosten van kerkelijke bedienden niet meer voor rekening van de overheid werden genomen, werd dit door de kerk overgenomen.13) Voor rekening van de gemeente was hij klokluider en uurwerkopwinder en -onderhouder tegen een jaarlijkse vergoeding van 30,—. De gemeente betaalde hem verder een zelfde bedrag van 30,— per jaar voor het onderwijs aan arme kinderen. Voor het overige was hij als schoolmeester verantwoordelijk voor het innen van de aan hem toekomende schoolgelden ten laste van draagkrachtige ouders. De hoogte van dit bedrag zal in de orde van 100,— a 200,— per jaar hebben gelegen. Verkoop van leermiddelen aan de kinderen, zoals schriften en potloden, leverde bijkomend een gering bedrag op. Een totaal jaarinkomen derhalve van vier a vijf honderd gulden. In vergelijking met schoolmeesters in andere, vaak kleinere dorpen was dit zeker 56

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1997 | | pagina 74