ONDERWIJS EN ONDERWIJZERS IN KAPELLE VAN DE FRANSE TIJD TOT 1859 niet aan de lage kant. Niettemin zien we, al berust dit op gegevens uit 1823, dat Johannes Staal in de hoek benoorden de Kapelsestraat een zestal perceeltjes grond in eigendom heeft. De totale oppervlakte hiervan bedraagt bijna twee hectaren. Ze worden aangeduid als bouwland, boomgaard, wissenbos en plantsoen.! 14) Dit wijst er duidelijk op dat de activiteiten van deze schoolmeester, zeker in de voorjaars- en zomerperiode, zoals bij zo vele van zijn collega's buiten de school lagen. Met alle gevolgen van dien voor een geregeld schoolleven. Onderwijzers met en zonder rang. De in de wet van 1801 opgestelde verordeningen omtrent het noodzakelijke kennisniveau en het afnemen van officiële examens voor onderwijzer werden in de wet van 1806 beter geregeld. Vier rangen, waarvan de vierde de laagste en de eerste de hoogste was, gaven vanaf dit tijdstip de mate van bevoegdheid van de onderwijzer aan. (zie bijlage 1Eén van de grote problemen is evenwel dat het aanbod van kandidaten ver achterblijft bij de behoefte aan goede en naar de eisen van de tijd opgeleide leerkrachten. Het zijn hoofdzakelijk de jonge schoolmeesters, die reeds als hulponderwijzer op de grotere scholen in de steden werkzaam zijn en die inzien dat ze op een degelijke manier hun toekomst veilig dienen te stellen, die de bereidheid tonen om zich te bekwamen voor de examens. De "gevestigde orde" voelt weinig voor alle nieuwigheden. De ouderen zullen trouwens ook vaak niet in staat geweest zijn om zich de lesstof eigen te maken. Noodgedwongen wordt daarom het niet in het bezit zijn (of in het bezit komen) van de nieuwe onderwijsbevoegdheid getolereerd. Aan de "oude" schoolmeesters die kunnen aantonen dat ze reeds langer als zodanig fungeren en die zich bereid verklaren om zich te onderwerpen aan de "tegenwoordige schoolverordeningen", wordt toestemming verleend om in functie te blijven. Ze krijgen een "Bewijs van Algemeene toelating tot Schoolonderwijzer zonder Rang" uitgereikt. De overgrote meerderheid van de schoolmeesters die reeds geruime tijd als zodanig werkzaam is, kiest hiervoor. Zo ook Johannes Staal in Kapelle. Zijn bewijs van toelating is gedateerd 30 juli 1806 en ondertekend door de schoolopziener S. Th. Huët.(15) De beperking die deze toelating inhoudt, is dat de betreffende onderwijzer gebonden blijft aan zijn huidige school. Alleen voor deze school geldt zijn toelating. Maar de geldigheidsduur is wel "levenslang". En de onderwijzer moet het al heel erg bont maken of tengevolge van zijn hoge leeftijd onbekwaam raken, wil hij uit zijn functie worden ontheven. Iemand als Johannes Staal zal de beperkende bepaling niet of nauwelijks als een probleem hebben ervaren. Voor zover er van een probleem sprake was lag dit bij de zeer serieus met hun taak omgaande schoolopzieners. De schoolopzieners trachtten zoveel mogelijk de nieuwe regels in te voeren en oefenden hiertoe een bepaalde aandrang uit. Dit resulteerde er in dat ze door de oudere schoolmeesters als pottenkijkers beschouwd werden die, als ze - vaak onverwacht - in de school kwamen om aanwijzingen te geven, zo snel mogelijk naar buiten gewerkt moesten worden. De oudere schoolmeesters toonden zich over het algemeen hardleers en ongezeglijk. Ze gingen hun eigen gang en werden in vele gevallen gesteund door de ouders 57

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1997 | | pagina 75