ONDERWIJS EN ONDERWIJZERS IN KAPELLE VAN DE FRANSE TIJD TOT 1859 en het gemeentebestuur, die vaak het nut van de nieuwigheden ook niet inzagen. Het was in werkelijkheid ook verre van eenvoudig. Het zo simpel klinkende zevende artikel van de schoolorde - "De Leerlingen zullen verdeeld worden in drie klassen, welke van elkander afgezonderd zitten, en ieder binnen eiken Schooltijd onderwijs ontvangen" - betekende voor de onderwijzers een totaal nieuwe werkwijze, (voor de tekst van de schoolorde zie bijlage 2) De verdeling in drie klassen - de hoogste, de middelste en de laagste - betekende niet dat deze klassen ook tegelijkertijd werden ondergebracht in drie verschillende lokalen. Alles bleef binnen de over het algemeen bekrompen ruimte die er tot nu toe beschikbaar was. De meester moest vanachter zijn vanouds vertrouwde lessenaar, waar hij tot nu toe de kinderen op hun beurt bij zich liet komen om op- en aanmerkingen bij het werk in hun schrift te plaatsen. Hij kwam vóór de klas te staan om eerst zichzelf vertrouwd te maken met het nieuwe fenomeen, het schoolbord. Volgens de wet van 1806 moeten de schoolopzieners de onder hun verantwoordelijkheid vallende scholen verdelen in scholen van de hoogste, de middelste en de laagste rang. Deze classificatie is nodig om te voorkomen dat de "voornamere" scholen door onderwijzers van te geringe bevoegdheid zouden worden bezet, echter "latende alle vrijheid om zelfs op de allerminste school den bekwaamsten man te plaatsen". De rangschikking betekent een onderscheid tussen scholen waar alleen het hoognodige - lezen, schrijven en elementair rekenen - wordt geleerd, scholen waar bovendien taalkunde en rekenen met gebroken getallen op het programma staan, en tenslotte scholen waar bovendien ook aardrijkskunde en geschiedenis en - als de onderwijzer daartoe bevoegd en bekwaam is - wis- en natuurkunde, muziek en kalligrafie worden onderwezen. Hoewel niet zonder hoofdbrekens, weten de schoolopzieners in korte tijd aan deze opdracht te voldoen. Door het departementaal bestuur wordt de classificatie op 16 maart 1807 gearresteerd. Alle stadsscholen worden als scholen van de hoogste rang aangemerkt. Op het platteland van Zuid-Beveland valt alleen Kruiningen en Heinkenszand deze eer te beurt. Het merendeel van de dorpsscholen, waaronder Kapelle en Biezelinge, krijgt de middelste rang toegekend. Van de laagste rang zijn Bath en Rilland, Kattendijke en 's-Heer Abtskerke.( 16) De "Staat van het Schoolwezen en Onderwijs der Lagere Scholen in het Departement der Monden van de Schelde", waarmee in 1810 de schoolopzieners de Franse prefect op de hoogte stellen van het onderwijs in zijn departement, is het eerste officiële overzicht dat bewaard is gebleven. Van de onderwijzers aan de scholen op de vermelde dorpen in Zuid- Beveland heeft er één de eerste rang, twee zijn in het bezit van de tweede rang en vier van de derde rang. Op drie scholen is de onderwijzerspost vacant, op zeventien scholen bestaat nog de oude toestand: een schoolonderwijzer zonder rang.(17) De berichten over de werkelijke verdiensten die Johannes Staal, als "schoolonderwijzer zonder rang" voor het onderwijs in Kapelle had. zijn schaars. Het verslag van 4 maart 1806 van S. Th. Huët, waarin hij opgelucht melding maakt van het feit dat in 1805 alle plattelandsscholen op Zuid-Beveland per begin november geopend waren - sommige zelfs een maand vroeger dan gewoonlijk - vermeld na positieve geluiden over de ontwikkelingen in de school te Biezelinge, over Kapelle: "Hier had ik integendeel reden van onvergenoegdheid. De verbeteringen die de meester reeds in het onderwijs had gebragt, had hij wederom laten varen. Ik gaf hem eene harde vermaning en ben niet buiten verwachting de zaken bij eene volgende gelegenheid hier wederom beter te vinden. De secretaris der plaats, de Heer Udemans, is mij hier behulpzaam". 59

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1997 | | pagina 77