ONDERWIJS EN ONDERWIJZERS IN KAPELLE VAN DE FRANSE TIJD TOT 1859
De schoolboeken.
In 1801 heeft de "Agent van Nationale Opvoeding" aan de schoolopzieners verzocht om
een lijst van geschikte schoolboeken samen te stellen.
Met zijn collega's W. Goede uit Rotterdam en S. de Kanter uit Zaltbommel vormt de
Zeeuwse schoolopziener A. Uyttenhooven de landelijke commissie die zich hierover
buigt. Op de tweede vergadering van het "Departementaal Schoolbestuur van Schelde en
Maas", die op 9 december 1801 te Goes wordt gehouden, wordt vastgesteld dat alle
boekjes die het "clasjesgewijze" onderwijs verhinderen, schadelijk moeten worden
genoemd. Bovendien wordt het gebruik van één van de aloude standaardwerken in het
onderwijs, de Heidelbergse catechismus, en van andere "leerstellig" godsdienstige boeken
afgekeurd. Al in 1802 vaardigt Uyttenhooven voor zijn district (Schouwen-Duiveland.
Tholen en Sint-Philipsland) een "Lijst van Schoolboeken" uit.
Hij maakt daarin het onderscheid tussen boeken die gebruikt moeten worden, de
zogenaamde primaire schoolboeken, en boeken die - met zijn voorkennis - gebruikt mogen
worden. Het lijstje primaire schoolboeken is als beknopt leerplan te beschouwen. De
kinderen die voor het eerst op school komen, beginnen met het leren van de letters,
waarvoor "ABC letters, op bordpapier geplakt, in verschillende schikkingen en van
onderscheiden grootte" worden gebruikt. Daarna komen de door de Maatschappij tot Nut
van 't Algemeen uitgegeven spel- en leesboekjes voor beginners. De "Trap der Jeugd" en
het leesboekje voor kunstmatig lezen, eveneens uitgegeven door de Maatschappij tot Nut
van 't Algemeen, zijn bestemd voor de meer gevorderde leerlingen. Voor de taallessen in
de hoogste klas worden de boekjes van I.I. Beets - "Schooloefening of Handleiding tot de
Nederduitsche Taalkunde, uitgegeven ten dienste der stadsscholen te Haarlem" - en van H.
Wester - "Bevattelijk onderwijs in de Nederlandsche Spel- en Taalkunde" - genoemd.
Als rekenboekjes staan de "Eerste beginselen der Arithmetica of Rekenkunst" door A.B.
Strabbe en de "Vernieuwde Cijfferingen" van W. Bartjens op de lijst.(21) De onderwijzer
die meer dan primair onderwijs geeft, kan kiezen uit het lijstje met secundaire lees- en
rekenboeken waarop, naast een zedenkundig leesboek, titels worden genoemd van boeken
over geschiedenis, natuurkunde, rekenen en wiskunde.
In november 1803 wordt een boekenlijst vastgesteld die voor alle drie de Zeeuwse
schooldistricten zal gelden, (zie bijlage 3)
Terwijl op deze lijst geen onderscheid wordt gemaakt tussen primaire en secundaire
schoolboeken, is de volgorde van het onderwijs in de verschillende rubrieken terug te
vinden. In de laagste klas, waar de kinderen leren lezen, worden - na de op karton geplakte
letters - achtereenvolgens spelboeken, spel- en leesboeken en leesboeken gebruikt. In de
laatste categorie zijn ook de "Trap der Jeugd" en enkele vaderlandse en bijbelse verhalen
ondergebracht. Wie zover is gekomen, is het lezen machtig. De boekjes voor kunstmatig
lezen vinden we terug bij de voor de meer gevorderde leerlingen bestemde "leerboeken".
Tot deze categorie behoren verder de taal- en rekenboekjes, boeken over godsdienst en
zedenkunde, over bijbelse, vaderlandse en algemene geschiedenis, over aardrijkskunde en
tenslotte - voor de zeer gevorderde leerling - over wis- en natuurkunde.(22)
61