ONDERWIJS EN ONDERWIJZERS IN KAPELLE VAN DE FRANSE TIJD TOT 1859
van de provincie voor te leggen. Hier zien we dat het zwaartepunt bij de ouders wordt
gelegd.(31)
Tenslotte - het is dan al 1839 - een actie van de zijde van de gouverneur van de provincie.
Op 12 oktober van dit jaar schrijft deze aan de commissie van onderwijs: "Bij eene tournée
door het Eiland Zuidbeveland, heb ik opgemerkt, dat verschillende scholen gedurende een
gedeelte van den zomer, enkele zelfs gedurende dat geheele jaargetijde gesloten worden,
en dat de onderwijzers zich in dien tijd met den veldarbeid of andere bezigheden onledig
houden. U Ed. zullen zekerlijk met mij gevoelen, dat dit zeer nadelig voor het onderwijs
is, en dat zulke onderwijzers wel zouden verdienen, dat ten minsten hun plaatselijk
tractement, hetgeen op het volle jaar is gebaseerd, voor een gedeelte werd ingehouden".
De gouverneur stelt, temeer omdat hij niet op de hoogte is van de toestand in andere delen
van de provincie, vooralsnog geen maatregelen te willen nemen. Hij verzoekt de
schoolopzieners echter dit punt in overweging te willen nemen en hem van advies te
dienen.(32)
Nevenfuncties.
Johannes Staal, in 1783 op 23-jarige leeftijd naar Kapelle gekomen om er zijn loopbaan te
beginnen, zou in het dorp een lange staat van dienst opbouwen. Zijn takenpakket van
voorlezer/voorzanger, koster en schoolmeester in een dorp waar de bevolking vrijwel
zonder uitzondering uit hervormden bestond, zorgde automatisch voor een centrale plaats
in de gemeenschap. Gedurende de moeilijke periode van de Franse overheersing is zijn
ster duidelijk gestegen. Al vanaf 1798 werd er door de nieuwe overheid stevig gemorreld
aan de wijze waarop de Hervormde Kerk geworteld was in het staatsbestel. Met name de
financiële basis van de Kerk werd aangetast. Onder het hoofd "Burgerlijke en
Staatkundige Grondregels" bevatte de staatsregeling van 1798 enkele artikelen (19-23) die
de algemene verhouding van de Staat tot de godsdienst en de Kerk regelden. Artikel 21
hiervan bepaalde: "Elk Kerkgenootschap zorgt voor het onderhoud van zijne Eredienst,
deszelfs Bedienaaren en Gestigten". Deze constitutionele bepaling greep diep in het
bestaan van de Hervormde Kerk in, omdat deze Kerk gedurende het gehele ancien régime
als bevoorrechte Kerk direct of indirect zowel bestuurlijk als financieel gedragen werd
door de burgerlijke overheden, lokaal, gewestelijk en nationaal. Al werden naderhand hier
en daar versoepelingen aangebracht, de gevolgen voor de plaatselijke kerkelijke
gemeenten bleven ingrijpend.
Eén van de gevolgen in Kapelle is de instelling op 22 juli 1810 van een "Commissie tot
den Eeredienst". Dit heeft te maken met het feit dat ds. Joh. Grims een beroep naar 's-
Gravenpolder heeft aangenomen. De zekerstelling van het tractement voor een nieuw te
beroepen predikant vereist een uitgebreide omslagregeling voor de leden van de gemeente.
Tevens worden tarieven vastgesteld voor het inzegenen van huwelijken, het dopen van
kinderen, het aannemen als lidmaat en het afgeven van attestaties. De uit vijf personen
bestaande commissie, waaronder Johannes Staal, heeft een moeilijke en ondankbare taak.
Johannes Staal treedt op als boekhouder. Hij fungeert als spil waar de commissie om
draait. Op 4 september 1815 besluit de kerkenraad om de overeenkomst van 1810 buiten
werking te stellen.(33)
65