G.J. LEPOETER
Een nieuwe school en een nieuwe onderwijzer.
Ondanks alle positieve geluiden raakt de gemeente op het terrein van het onderwijs
naarmate de jaren verstrijken steeds verder in de problemen. De schoolmeester is een druk
bezet man, in belangrijke mate met zaken die niets met het onderwijs te maken hebben. In
1826 is het zover dat "tengevolge van eene aanschrijving van hogerhand is gedelibereerd
moeten worden nopens de belangens van het onderwijs in deze gemeente, het verbeteren
van het schoollocaal en ook van het onderwijs". Zowel het schoolgebouw als het onderwijs
op zich - beide in handen van Johannes Staal - vragen dringend om verbetering. Wat de
school aangaat heeft het gemeentebestuur in overleg met de schoolopziener J. de Kanter
een genereus plan ontwikkeld. Een gedeelte van het koor van de Hervormde Kerk, sedert
vele jaren van de rest van de kerk afgescheiden en voor velerlei niet-kerkelijke doeleinden
in gebruik, kan als schoollokaal geschikt worden gemaakt. Dit gedeelte van de kerk
verkeert wel in een vervallen toestand. Vooral de aanwezigheid van Franse legerpaarden.
waarvoor het als stalling gebruikt is, heeft er geen goed aan gedaan. De hieraan verbonden
kosten zijn dan ook aanzienlijk; volgens de begroting 1400 a 1500 gulden. De gemeente
kan een dergelijk bedrag niet opbrengen. Echter de kerk. met veel landerijen in eigendom,
beschikt naar de mening van het gemeentebestuur weer over voldoende middelen om te
kunnen stellen dat dit "welligt door het Kerkmiddel zou kunnen voorgeschoten worden".
De schoolopziener is het er volledig mee eens. Het kerkbestuur hoeft alleen maar ja te
zeggen. De gemeente zet de plannen uiteen en verzoekt: "de voorwaarden waarop casu
quo een en ander zoude kunnen plaats hebben, aan ons zoo spoedig mogelijk te willen
opgeven, teneinde daarna op eene of andere wijze deze zaak waarbij de gemeente een zeer
groot belang heeft, verder tot rijpheid te kunnen brengen".(36) Het kerkbestuur heeft
jammer genoeg een andere mening en vindt het plan niet bespreekbaar. Wat de rol van
Johannes Staal is, die in zijn functie van kerkmeester een belangrijke positie binnen het
kerkbestuur inneemt, blijft in het ongewisse.
Toch móet er iets gebeuren. In de notulen van de vergadering van de kerkenraad van 4 juli
1827 lezen we dat de kerkmeesters J. Staal en P. Bosman een voorstel van het
gemeentebestuur toelichten, "behelsende een verzoek van inwilliging in het verkopen van
een gedeelte van het kerkhof ten behoeve van het bouwen eener school-locaal".(37) Ook
hiervoor staat men van de zijde van kerk niet open. Enkele maanden later, op 27 september
1827, komt Johannes Staal op 67-jarige leeftijd te overlijden. Na 44 jaar is zijn rol in de
dorpsgemeenschap uitgespeeld.Om de voortgang van het onderwijs (en in de kerk het
voorlezers- en voorzangersambt en de taken van de koster) te waarborgen wordt direct een
waarnemer aangesteld. De keuze valt op Hendrik Sluijters, een energieke 20-jarige
onderwijzer die in Bergen op Zoom woont en op 11 oktober 1826 na een examen voor de
commissie van onderwijs in Noord-Brabant de derde rang heeft verkregen.(38) Voor het
eerst staat in de school van Kapelle een bevoegd onderwijzer voor de klas. Met zijn
echtgenote en hun op 15 februari 1827 geboren dochtertje Elizabeth Hendrika, vestigt hij
zich op 1 november 1827 in de gemeente.(39)
Na een vergelijkend examen wordt Hendrik Sluijters op 27 februari 1828 tot onderwijzer
in Kapelle benoemd. De namen van de andere kandidaten kennen wij niet, maar wij
kunnen ons voorstellen dat Sluijters profijt heeft gehad van de ervaringen gedurende de
periode van waarneming. Nadat dit besluit van de gemeenteraad van de noodzakelijke
68