G.J. LEPOETER
(burgemeester en assessors) een bezoek aan de school gebracht. Hierover was een brief
waarvan we de inhoud niet kennen.(62)
Tijdens zijn bezoek op 21 juli van dat jaar constateert de schoolopziener dat meester
Sluijters slordig gekleed is. Op zijn lessenaar heeft hij het tijdschrift "De Katholiek". Er
zijn 31 kinderen. Van de 15 schrijvers zijn er enkele met aanleg. Het meeste werk is slordig
en niet nagezien. De laagste klasse tekent, bij gemis aan figuren op het bord, maar wat op
leien. Met de onderwijzer wordt een gesprek over De Schoolbode - waarvan hij
hoofdredacteur is - gevoerd.
Als op 25 oktober 1844 de schoolopziener om 11.00 uur arriveert, gaan de kinderen juist
naar buiten. Er zijn klachten over Sluijters van de plaatselijke commissie van toezicht. Er
wordt met de burgemeester en assessors afgesproken om een vergadering te beleggen
tegen 1 november aanstaande. Tijdens deze vergadering wordt met de onderwijzer de
schoolorde en instructie gearresteerd.
6 februari 1846: de schoolopziener is aanwezig op het moment dat de school aanvangt. Er
wordt begonnen zonder gebed of gezang. Het lokaal is vuil en de tafel ligt vol papieren.
De lijst van scholieren is ook vuil. "Weststrate onderwees de laagste klasse, de middelste
schreef op de lei. Sluijters begint met de hoogste. Schrijven wel". Van de 120 ingeschreven
kinderen zijn er 90 aanwezig.(63)
Behalve de onregelmatig en vaak onverwacht plaats vindende bezoeken van de
schoolopziener, is er sprake van onderlinge schoolbezoeken. Hoewel het de bedoeling is
dat de onderwijzers bij elkaar de gewone gang van zaken te zien krijgen, wordt van het
lesgeven al gauw een show gemaakt Men wil vaak zijn collega's imponeren en zet zijn
beste beentje voor. Uit de bewaard gebleven verslaggeving van verschillende van deze
schoolbezoeken blijkt dat de onderwijzers deze excursies over het algemeen met graagte
hebben ondernomen. Het feit dat de schoolopziener van elk bezoek een verslag wenst te
ontvangen, heeft zeker de toon van de rapporten beïnvloed. De werkelijke waarde moeten
we dan ook niet te hoog inschatten. Men zal er in het algemeen voor gewaakt hebben om
een collega bij de schoolopziener in een kwaad daglicht te stellen. Het zijn steeds een
tweetal onderwijzers, die gezamenlijk een collega bezoeken.(64) Op 27 januari 1847 zijn
het de onderwijzers W. Swart van de burgerschool en J.K.A. Cromjongh van de
armenschool, beiden te Goes, die "Bij onzen vriend Sluijters" op bezoek komen. Het
resultaat geven ze weer in een gemoedelijk, zeer waarschijnlijk al te vriendelijk
verslag.(65) (Zie bijlage 6)
Een zwarte bladzijde.
Op 16 maart 1847 roept Hendrik Sluijters het onheil over zich af. Het is dinsdag, marktdag
in Goes. Hij moet daar nodig heen om zaken te regelen. Het is wel zeer riskant wat hij
doet, want hoe kan zoiets onopgemerkt blijven? Hij stelt zijn zoontje Johan Adam, twaalf
jaar oud en reeds als kwekeling in de school werkzaam, aan als plaatsvervanger en stapt
in een rijtuig richting Goes. Om kwart over tien in de ochtend - zijn rijtuig is dan net buiten
het dorp - ontmoet hij de schoolopziener die op weg is om de Kapelse school te bezoeken.
Deze werkt zijn bezoek normaal af en noteert hiervan in zijn register: "in de school present
49 kinderen (23 jongens, 26 meisjes). Eén in den hoek omdat hij ondeugend was geweest.
80