S. MAARSCHALKERWEERD-DESCHAMPS EN PH. MAARSCHALKERWEERD
familieleden en na enkele generaties om de kerk van Monster of de Tafel van de Heilige
Geest aldaar. Aantekeningen in de marge geven aan of de kerk het land verwacht
('expectat') of reeds in handen heeft ('habet'). Soms ook wordt in de marge vermeld dat
het land 'utgeslegen' was, dat wil zeggen verloren gegaan, of dat de kerk van Monster er
geen inkomsten meer uit had ('nihil fit').
Bij 33% van de jaargetijden wordt melding gemaakt van het sterfjaar van de stichter en in
slechts zes gevallen van het jaar waarin het jaargetijde is gesticht. Daarnaast worden soms
bijzondere bepalingen vermeld, bijvoorbeeld betreffende de hoeveelheid geld of broden
die onder de armen moeten worden verdeeld of een verplicht zondagsgebed. (20) Een
enkele keer is er sprake van presentiegeld voor de priesters die bij de viering van de
jaargetijde in het koor aanwezig zijn. (21) Eén keer moeten we raden naar de precieze
bedoeling van een stichter die bepaalde dat er geld moest worden gereserveerd voor 'den
lichtwive', waarvoor wij geen andere betekenis kennen dan die van prostituée of het zou
de verzorgster van de verlichting moeten zijn. (22)
Duidelijk is dat sommige scribenten de inschrijvingen hebben geredigeerd met de
originele stichtingsakten onder handbereik. Het midden in de tekst overgaan van de 3e
persoon naar de 1ste persoon, dus van objectieve naar subjectieve stijl, doet vermoeden dat
de schrijver een gedeelte uit de tekst uit de stichtingsakte of het testament heeft
overgenomen. (23) De vraag waar de originele akten zijn gebleven kan worden gesteld ten
aanzien van alle obituaria en heeft tot nu toe geen bevredigend antwoord gekregen.
Het is opvallend dat sommige anniversaria niet op de sterfdag van de stichter in de
kalender van het obituarium staat ingeschreven. Hierin is het obituarium van Monster geen
uitzondering. Meestal wordt er rekening gehouden met specifieke wensen van de stichter
wat betreft de datum van viering. Toch is het opmerkelijk dat de aanlegger van het
document zo weinig ruimte per dag gereserveerd heeft. Vanwege dat gebrek aan ruimte op
de juiste datum is de memorie vaak een paar dagen eerder of later in het kalenderjaar
geplaatst. (24) Dit bevestigt mede ons vermoeden dat het obituarium niet werkelijk werd
gebruikt bij tijdens de liturgie.
Er is nog een interessant gegeven in het eerste deel van het obituarium. Alle inschrijvingen
van de oorspronkelijke hand Vierloos-hand A) en van enkele handen daarna zijn tussen
1498 en 1504 voorzien van een toevoeging. Vanaf 1504 is die toevoeging meestal in de
tekst zelf geïntegreerd. De tekst van de toevoeging is stereotiep en begint met de woorden
'lyt in' gevolgd door een letter en cijfer-combinatie en de naam van de pachter,
bijvoorbeeld 'lyt in b 4 en baent Pieter Jansz.'. Deze codering ontbreekt in die gevallen
waarin sprake is van rente op onroerend goed gelegen binnen de dorpskern of buiten West-
Borsele. Tenslotte ontbreekt de codering bij alle teksten die betrekking hebben op land dat
verkocht werd alvorens begonnen werd met het aanbrengen van de codering. In eerste
instantie is het verleidelijk deze codering terug te voeren op de archiefvorming; namelijk
de aanduiding van een lade in een archiefkast. Dit blijkt echter niet het geval. Zo spreekt
de inschrijving van 2 januari over anderhalf gemet land die voor wat betreft het ene gemet
wordt voorzien van een andere codering dan het andere halve gemet. (25) De codering is
bedoeld als plaatsaanduiding van het onroerend goed.
108