HET OBITUARIUM VAN MONSTER; ANALYSE VAN EEN BRON alleen ten behoeve van de kerk of de Tafel van de Heilige Geest van Monster werd bestemd, maar ook van die van andere parochies. West-Borsele moest dus worden gezien als één geheel, zowel op bestuurlijk als op kerkelijk gebied. Het tweede gedeelte van het obituarium bevat, zoals gezegd, lijsten, aantekeningen en afschriften van akten. Dezelfde handen uit het eerste deel worden hier aangetroffen met dit verschil dat Vierloos (hand A) hier weinig voorkomt. De aantekeningen zijn duidelijk bedoeld als geheugensteun en bevatten soms een inkijkje in de Monsterse gemeenschap. De lijsten hebben de functie die wij hiervoor al hebben uitgelegd. De afschriften van de akten nemen twee vormen aan, die van notarieel afschrift met signet en onderschrift en die van aantekening naar aanleiding van een akte. Slechts zelden worden personen die in dit tweede deel vermeld zijn ook in de inschrijving van het eerste deel aangetroffen. Duidelijk is dat het tweede gedeelte gelijktijdig met het eerste deel ontstaan en bijgehouden is. In het eerste deel wordt ook vaak verwezen naar het tweede deel in bewoordingen als in fine registri istius of ut habetur retro in registro. (32) Van enige chronologische opbouw in het tweede deel is geen sprake. De indruk wordt gewekt dat het hier gaat om het op papier vastleggen van zaken van vooral financiële aard die niet in de vergetelheid mochten geraken. We kunnen het tweede gedeelte dan ook het beste beschouwen als een soort memoriaal. Hier aangekomen moet worden opgemerkt dat het genre obituaria een evolutie heeft doorgemaakt. Vaak veranderden obituaria in de loop van de tijd van bestemming, in die zin dat het administratieve karakter geleidelijk aan is gaan overheersen. (33) Ook in het geval van dit obituarium lijkt hiervan sprake te zijn geweest. Ook het gebruik van de landstaal wijst erop dat het obituarium niet meer in de kerk werd gelezen waar men zich van het latijn bediende. De functie van ons document heeft zich veel meer ontwikkeld naar die van een legger: een register met daarin aantekening van de te verwachten inkomsten. De vorm bleef daarbij die van een obituarium omdat de jaargetijden de voornaamste bron van inkomsten voor de pastoor vormden. De bestudering van de totstandkoming van een bron zoals deze levert veel informatie op. En bovendien leert het nog iets over de samenleving in een plaats als Monster in de vijftiende eeuw en aan het begin van de zestiende eeuw. Inclusief de inschrijvingen op de ontbrekende folio's telde het register circa 370 jaargetijden die, voor zover de teksten gedateerd zijn, stammen uit de jaren 1392 tot en met 1526. Dit betekent een jaargemiddelde van 2,7 jaargetijden, hetgeen vrij veel is voor een parochie op het platteland. (34) Dit betekent dat öf de vroomheid ter plaatse relatief groot was of dat Monster een flink aantal inwoners telde. Op demografisch gebied valt nog iets interessants te melden. De spreiding van de gedateerde inschrijvingen tussen 1392 en 1526 is zeer onregelmatig: de jaren 1438 en 1439 spannen verreweg de kroon. Opvallend is dat maar liefst zes van de twaalf inschrijvingen uit 1439 gedateerd zijn tussen 13 september en 1 oktober. Het obituarium verklaart zelf dit opmerkelijke feit door een aantekening bij enkele van deze inschrijvingen: de oorzaak was een plotselinge pestgolf. (35) Een aantekening uit 1518 in het tweede gedeelte betreft een 'grote sterfte' die zich omtrent I augustus vooral inde Zak en in Wolfertsdorp voordeed, waarbij de helft van de bevolking omkwam. De pastoor vluchtte om bijstand te vragen van de vier bedelorden en hij boekte daarin succes bij de Franciscanen van Middelburg. De aanduiding 'Zak van Zuid- Beveland' komt overigens voorzover ons bekend hier voor het eerst voor. (36) 111

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1998 | | pagina 113