S. MAARSCHALKERWEERD-DESCHAMPS EN PH. MAARSCHALKERWEERD
Op de kleine oppervlakte van West-Borsele van ca 2000 ha (uitgezonderd de polders)
lagen behalve de zes dorpen kleinere woonkernen zoals Ter Weele niet een kapel, Geere,
Oloutsdorp, Assenburg, Ossevate en Risinge. (37) Andere dorpen zoals Holendorp en
Bouwensdorp waren tot nu toe helemaal onbekend. Het obituarium levert interessante
toponiemen op. Het zou uitgebreide studie vereisen die te analyseren, hetgeen ook geldt
voor de persoonsnamen. Slechts enkele edelen worden genoemd, nakomelingen van kleine
ambachtsheren uit de dertiende eeuw of familie van ambachtsheren elders. De meeste
namen moeten in het boerenmilieu gezocht worden. Sommige families zijn uitgesproken
aanwezig, zoals de Noenkijns en de Monicks.
Dat Monster een flink dorp was, komt ook tot uiting in het noemen van enkele straten: een
Ooststrate, een Weststrate, een Marctveld en een Zuidstege in de dorpskom. (38)
Van de Monsterse kerk komen we te weten dat de eigenlijke pastoor niet resideerde en dat
de vice-pastoor de leiding had. Er waren vier kapelaans, een koster, een schoolmeester,
vier koorknapen, drie kerkmeesters en vier heiligegeestmeesters voor de armenzorg. (39)
In de kerk stonden zes altaren; daarnaast was er nog één in het gasthuis. (40) Sommige
altaren waren verbonden aan een gilde waarvan Monster er zeven telde. (41) In 1506
werden in de toren vier uit Mechelen afkomstige nieuwe klokken gehangen en wel twee
met de naam Petrus, naar de patroonheilige van de parochie en de andere met de namen
Maria en Barbara. (42)
Van de kerkinterieurs uit die tijd weten wij niet veel. Van Monster, dankzij het obituarium,
wel iets. Het altaar van het Sint-Jansgilde kreeg een altaarstuk in 1507 van het lijden van
Sint-Joris. (43) Verder was er een altaarstuk met aan de ene kant de zeven werken van
barmhartigheid, aan de andere kant de zeven doodzonden en aan het einde de heiligen
Christoforus, Adrianus, Leonardus, Victor en Gandulf, het geheel geschilderd door de
parochiaan Jacob Christiaansz. Vierloos. (44) Er waren beelden van Petrus, Paulus en
Jacobus die in 1505 werden opgeschilderd door Jan Woutersz. van Hoogstraten, eveneens
een inwoner van Monster. (45) In 1509 werd een groot nieuw kruisornament aangebracht
in het koor. (46) De kerk werd van tijd tot tijd gewit. (47) Bijzonder is ook, dat in 1488 een
Tazarie' of leprozenhuis werd gesticht. Het gebouw, dat geen deuren en ramen mocht
hebben, moest een omheining hebben tussen huis en weg. De leprozen mochten er geen
beesten houden. (48)
Heel opmerkelijk is dat men in Monster al lang vóór de vloed van 1530 rekening hield met
de mogelijkheid dat een begunstigde instelling niet meer zou blijven bestaan. Het vroegst
blijkt dit in 1437 met betrekking tot gilden. Als de gilden ten onder zouden gaan, zou het
voor hen bestemde land aan de kerk komen. (49) Men hield ook rekening, zoals
bijvoorbeeld in 1504, met de ondergang van de kerk zelf: 'indien die kercke van Monster
verginghe bij watere ofte andere ongevallen'. (50) In 1528 wordt zelfs een voorziening
getroffen voor het geval 'dat God verhoe moet, dat die ses parrochien ingingen van den
watere ende innebleven'. (51) Dan zouden de in Monster gestichte missen gelezen moeten
worden in de kerk van Wemeldinge op Zuid-Beveland.
Het rekening houden met een toekomstige ondergang van het dorp of zelfs van geheel
'Borsele bewesten de vijfzode' moet ingegeven zijn door de toestand van de dijken, die
niet best geweest zal zijn. Hier wreekte zich ongetwijfeld het feit dat West-Borsele geen
dijkbestuur had dat aangesteld was door de centrale regering, maar door een ambachtsheer.
In 1509, toen na een grote vloed, centraal vanuit Brussel het herstel en onderhoud van de
112