HET VISPERK TE GOES ontwerp te maken, zodat de vroedschap het werk kon beoordelen en dat men tijdens de bouw kon raadplegen. In de stadsrekening spreekt men over "het maken van een model van het nieuwe vishuys", doch hoogst waarschijnlijk moet men zich dit model niet voorstellen als een maquette maar eenvoudigweg als een tekening. Deze benaming gebruikte men nog tot in de negentiende voor dergelijke afbeeldingen. Over De Vriese is verder weinig bekend. Hij was geen Goesenaar van geboorte maar kwam uit Friesland, waarschijnlijk uit Berlikum, doch werd in Nisse gedoopt, zodat hij ongetwijfeld op zeer jeugdige leeftijd naar Zeeland kwam en daar opgroeide.61 In 1621 trouwde hij te Goes met Maeyken Jaspers en werd drie jaar later lid van het timmerliedengilde waarin overigens ook metselaars zoals hij waren opgenomen. Sedert 1633 was hij meestal deken tot aan zijn dood in 1649." Aan De Vriese werd echter niet de opdracht tot de bouw van het visperk gegeven. Deze ging naar meester steenhouwer Jan Hodsee uit Middelburg.s' Hij moest het huisje bouwen "in conformité van de modellen hem ter hant gestelt". Het ging hierbij stellig om het zojuist genoemde ontwerp door De Vriese en omdat er van meervoud sprake is, waren er wellicht diverse details apart in beeld gebracht. Hodsee diende met de bouw klaar te zijn vóór half oktober 1647 en zou voor het gehele werk 350,— ontvangen. Was het werk niet voor de overeengekomen datum gereed, dan zou hij slechts 300.— krijgen. Hodsee leverde tevens de arduinsteen, zodat het beeldhouwwerk mogelijk van hem of uit zijn atelier in Middelburg afkomstig was, daar het gebouwtje verder werd opgetrokken uit baksteen. Hij was overigens geen onbekende voor het Goese stadsbestuur en ontving bijvoorbeeld in 1641 de opdracht om twee "modellen" te vervaardigen voor de nieuwbouw van de watermolen, die zich op korte afstand van het visperk bevindt.'" De positie van Hodsee en de Vriese was dus erg verwant, want beiden leverden het benodigde materiaal en voerden daarnaast bouwopdrachten uit; dat de uitvoering van de nieuwbouw van het visperk niet naar laatst genoemde ging vindt mogelijk zijn oorzaak in het feit dat men Hodsee bekwamer achtte dan De Vriese, want deze zou als lid van het Goese gilde toch eerder in aanmerking komen. Heeft dit optreden van de Goese vroedschap inderdaad irritatie opgewekt bij het gilde en moet men de plannen van Hodsee die hij ca. 1650 koesterde om zich daadwerkelijk in Goes te gaan vestigen in dit licht zien?101 Hij zou aldaar buiten de "twee poorten, gaende naar het havenhoofd" een steenhouwerij beginnen, waarbij de stad hem als tegemoetkoming in de kosten 300,— beloofde. Hodsee stelde de Goesenaren echter teleur want hij verkocht het betreffende huis begin 1651 aan een ander en bleef waarschijnlijk in Middelburg. Het nieuwe visafslaghuisje werd dus achtkantig en verschilde daarmede mogelijk weinig van hetgeen er tot 1647 had gestaan. De toegangsdeur bevond zich aan de achterkant en Het visperk te Goes, situatie 1984. De bekronende zeemeermin ontbreekt. 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1998 | | pagina 35