A.J. VAN DISSEL aan de voorzijde kwam een luik dat voor een deel naar beneden klapte, zodat de afslager zijn publiek kon bereiken. Het bouwsel werd bekroond door een koepeldak.dat enigszins uitbuigt boven de geprofileerde kroonlijst en vanouds met lood bekleed zal zijn geweest, want over reparaties van een leien dak wordt in de stadsrekeningen nooit meer gerept, terwijl dergelijke posten wel menigmaal voorkomen voor gebouwen als het stadhuis, de kerken, scholen of watermolen. In de schuine kanten bracht men als decoratie gebeeldhouwde gevelstenen aan met vissen, gevat onder een afhangende draperie. De twee aan de voorzijde zijn in ruitvorm en nagenoeg aan elkaar gelijk de twee aan de achterzijde met eenzelfde thema maar kleiner, zijn rechthoekig en ook vrijwel aan elkaar gelijk. Als bekroning van het huisje plaatste de ontwerper zeer toepasselijk een zeemeermin op het dak, welk fraai uitgevoerde sculptuurtje in 1982 helaas werd gestolen en sindsdien spoorloos is. Of tussen dit beeldhouwwerkje en het dak oorspronkelijk nog een console of iets dergelijks was aangebracht is onbekend, hoewel de tekeningetjes op de stadsplatte-grond van Jacob Reijnoutsen dit wel suggereren. Wanneer men echter op de huidige vorm afgaat lijkt dit op een vrijheid van de tekenaar te berusten. Waarschijnlijk lukte het Hodsee wel om op tijd klaar te komen met het werk, want in 1648 werd schilder Adriaen Ingelsz. betaald voor het schilderen van het visperk."1 Of toen ook al een omheining om het perk was aangebracht, zoals Jacob Reijnoutsen weergeeft is onbekend; in ieder geval werd Engel Meltsz. pas in 1671 betaald voor gedane arbeid en "het stellen van de baliën aen 't visperck".121 Moesten de oude reeds worden vervangen - wanneer deze van hout waren geweest is dit niet onmogelijk - of Gevelsteen aan de voorzijde waren er tot nog toe in het geheel geen palen met gordingen geplaatst? Hoe het ook zij, in hetzelfde jaar voldeed de stad de Gevelsteen acin de achterzijde Zeemeermin, gestolen in 1982 34

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1998 | | pagina 36