HET VISPERK TE GOES Noten 1l.Tirion. Tegenwoordige staal der vereenigde Nederlanden 10, Beschrijving van Zeeland (Amsterdam 1753) 27-28. 2. G.A. Goes, inv.nr.22, Resoluties van burgemeesters en schepenen, fol. 105-105v, 21 augustus 1705. 3. G.A. Goes, inv.nr.799. Stadsrekening 1650, fol. lOv: Hubrecht Smallegange betaelt over het maeken van de caerte deser stede met de boomgaerde, daer om volgens ordannantie ter somme van 6 pond dinaren vlaems. fol. 1 lr; Jacob Reijnoutse schilder betaelt over het aftekenen in platte forme de stadt van der Goes volgens ordonnantie ter somme van 10 pond 16 schellingen 7 dinaren vlaems. 4. Idem 783, 1625, fol. 30. 5. Idem 796, 1647, fol. 9v. 6. In het ondertrouwregister staat vermeld Willem Pietersz. van Belchum in Vrieslant; de bruidegom is "vrij persoon", 10 oktober 1621Ondanks dat hij afkomstig was uit Friesland, staat De Vriese niet vermeld in het poorterboek. 7. G.A. Goes. Gildearchief 114. 8. G.A. Goes, inv.nr.12, Notulen en resoluties, fol. 30v, 20 augustus 1647. 9. G.A. Goes, inv.nr. 789, Stadsrekening 1641,fol. 12en 16. Hij leverde als steenhouwer te Middelburgh ook de arduynsteen voor de watermolen. Aangezien de brand van 1940 het grootste deel van de 17e eeuwse bronnen in het Middelburgse archief verwoestte, is de betekenis van Hodsee moeilijk te achterhalen. 10. G.A. Goes, inv.nr. 12, Notulen en resoluties, fol. 114v. 20 februari 1651. Het is ook niet duidelijk of Hodsee poorter van Goes werd; er is wel sprake van een Jan Jansz. of Jan de steenhouwer in deze jaren 1640-1650 in het gildearchief, maar de naam Hodsee komt niet voor. 11. G.A. Goes, inv.nr. 797. Stadsrekeningen 1648, fol. 10: Voor het schilderen van het visperk en het leveren van verven kreeg hij 2 uitbetaald. 12. Idem 820, 1671, fol. 12, 12v, 14. 13. R. Meischke, H.E. Reemster e.a.. Het Trippenhuis te Amsterdam (Amsterdam, Oxford, New York, 1983). 14. G.A. Goes, inv.nr. 824, Stadsrekening 1675. fol. 10. 15. Idem 839, 1690, fol. 14. 16. Idem 894, 1745, fol. 21. Waarschijnlijk huwde hij in 1743, als jongeman van Goes met Johanna Verschuil. De naam biedt echter te weinig houvast om dit met zekerheid te zeggen. In 1751 was hij deken van het timmerlieden- en schrijnwerkersgilde, tegelijkertijd met Boudewijn Kramer, de bouwmeester van het stadhuis te Goes en mogelijk van het pand Kleine Kade 47 (afb.7). 17. G.A. Goes, inv.nr. 1801, Openbare werken nr. 5, fol. 1, bestek schilderwerk 1745. 18. G.A. Goes, inv.nr. 831, Stadsrekening 1682, fol. 11. "Betaelt d'heer rekenmeester Dignis Nollens over de koop van steen mitsgaders 't gene zijn Ed. hadde verschoten aen een grooten steen staende bij de watermole beteyckenende aldaer de linie de hooghte van de watervloet op de 26 januari 1682. samen 4.3.4." Deze gedenksteen was dus oorspronkelijk aanzienlijk lager geplaatst dan de huidige toestand doet vermoeden. 19. A.R.A. Den Haag, Archief binnenlandse zaken, afd. kunsten en wetenschappen, gebouwen, portefeuille 14, Goes. 20. G.A. Goes, Verslag van den toestand der gemeente Goes over het jaar 1912, 24. 21. 't Telmerk, 5e jaargang, nr. 2, juni 1985. Herkomst afbeeldingen. 1. Gemeente Goes, prentenverzameling, nr. 7635. 2. U.B. Leiden, Coll. Bodel Nijenhuis, port. 36, nr. 73. 4-6. J.A.J.M.Bitter, Goes. 3+7. Collectie A.J. van Dissel. 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1998 | | pagina 39