T.H. VON DER DUNK enige tussenruimte in rijen naast elkaar worden opgetrokken en met pannen of leien worden afgedekt; voor de vereiste hoogte geeft dat van Cornelis Roelands de ondergrens aan. Ook zijn afzonderlijke privaten, varkenskotten, stalletjes en schuurtjes uit den boze; zij dienen zoveel mogelijk met het eigenlijke woonhuis onder hetzelfde dak te worden gebracht50'. Of Giudici zich inmiddels nog in Bath heeft laten zien, is onbekend, maar de aannemer van de Admiraliteitsgebouwen, Leendert de Munck, krijgt als onderkomen voor zijn bouwvakkers in het voorjaar van 1788 in elk geval een loods in de buurt van de buiten het fort gelegen batterij toegewezen5". Het langgestrekte hoofdgebouw van de Admiraliteit, met een simpel fronton over de middenrisaliet aan de oostzijde van het fort opgetrokken, kwam nog dat jaar tot stand; voor het ontwerp tekende inmiddels Kayser, die Giudici kennelijk had verdrongen52'. De woningen van de admiraliteitsambtenaren zouden pas op het laatst van 1789 gereed zijn53. In het voorjaar van 1788 volgt dan de aanvraag voor de bouw van een bakkerij, in het najaar die voor een kleermakerij54', terwijl Cant begin mei het jaar daarop voor zijn slagerij een veestal wil bouwen551. Even later wordt ook een vroedvrouw aangesteld - de vorige van Lillo - die als nevenactiviteit ook al een winkel begon56'. De verzoeken van particulieren om een woning in Bath te mogen bouwen zijn daarmee niet ten einde57'. De noodzaak van kerk en school Nadat het fort Bath, wat althans de overheidsgebouwen betreft, gereed is gekomen, nadert voor de Raad van State het moment om het aan Zeeland over te dragen. Op 7 april 1789 neemt zij daartoe het besluit58. De Staten van Zeeland zijn echter niet helemaal tevreden: want waar blijft de kerk? Raadpensionaris Aarnout van Citters, die Van de Spiegel op het laatst van 1787 was opgevolgd, moest hen 4 mei in deze berichten dat de Raad van State zich keurig gekweten had van haar plicht inzake het commandantshuis, het arsenaal, de twee kazernes en het kruitmagazijn, maar - in strijd met eerdere verwachtingen - "zwaarigheid hadde gemaakt om een Kerk, Pastory en Huis voor de Schoolmeester, te laaten bouwen, en volgens informatien, niet genegen was hier toe verdere kosten te impendeeren, op grond van de reeds hoog loopende spenduës aan de afgemaakte Gebouwen". Gecommitteerde Raden adviseren derhalve het fort zoals het is te accepteren, onder voorbehoud nochthans, dat de Staten er op blijven rekenen dat van generaliteitswege "ook by vervolg het meergemelde Fort zal worden voorzien van een Kerk, Pastory en School, even als bevoorens te Lillo en Liefkenshoek heeft plaats gehad"59. De Staten scharen zich die vierde mei achter dit voorstel en geven ten overstaan van Den Haag hun verwachting in deze te kennen, niet alleen op grond van historische 'rechten', maar ook omdat het nieuwe fort van een dergelijk drietal gebouwen "niet welgevoeglyk kan onvoorzien blyven, vermits den verren afstand van de naast bygelegene Plaatsen, en de daar uit voorkomende ongelegenheid om de jeugd te doen onderwyzen, en om voor de bewoners hunnen Godsdienst te kunnen oeffenen" - de hervormde natuurlijk, in eventuele katholieke behoeften dienaangaande hoefde van overheidswege natuurlijk niet te worden voorzien601. De Raad van State, met deze ondubbelzinnige aanvraiag om méér gebouwen geconfronteerd, draagt daarop ijlings het fort aan Zeeland over, en het zoeken naar een antwoord op de vraag naar kerk, pastorie en schoolhuis aan haar commissie voor Bathse zaken op6". Sindsdien heeft men er in Den Haag nooit meer iets van gehoord. 48

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1998 | | pagina 50