DE STICHTING VAN HET FORT EN DE KERK VAN BATH Maar over een kerk beschikte men zodoende in Bath nog immer niet, en daarom keerde dit punt al snel weer op het verlanglijstje terug. De eerste maal, als een driekoppige commissie uit Gecommitteerde Raden, bestaande uit secretaris J.Rvan den Brande, Willem Schorer en W.A.de Beveren, op 8 mei de opdracht krijgt om samen met Kayser en De Freijtag de nieuwe aanwinst te inspecteren en het fort, voorzover nog nodig, geheel op orde te brengen62'. Precies een maand later brengt zij dan zeer uitvoerig rapport uit. Gezien de afgelegen ligging, en de tijd die het dus zou kosten om in geval van nood voor versterking te zorgen, acht zij een garnizoen van ten minste twee compagnieën infanterie, benevens één bombardier met acht tot tien kanonniers gewenst. De gebouwen die men aantrof - "een Wagthuis bij het inkomen van de Poort, een Provoost en daar bij behoorende Wooning, een Huis ter inwooning van den Major van het Fort, een Magazijn, een klein Kruid-Magazijn en twee Blokken Casernes, waar in gevoegelijk 350 a 400 Man kan worden gelogeerd" - verkeerden alle in zeer goede staat. Alleen ontbrak het in de soldatenverblijven nog aan bedden, tafels en banken, waarvoor de Raad van State dus nog wel even zou dienen te zorgen. Voorts moesten ondermeer de straten nog geplaveid worden, en de noodzakelijke riolen worden aangelegd, terwijl het tevens de voorkeur verdiende om de nog onuitgegeven terreinen met hagen van olmen te omheinen. Ook de walsgang binnen de singel rondom het fort zou daarmee moeten worden beplant. Het haventje diende tenslotte nog van een houten paalhoofd te worden voorzien, waaraan de sloepen afgemeerd kunnen worden waarmee de voorbijkomende schepen worden geïnspecteerd63'. Maar bovenal kan de commissie niet zwijgen over "de nadrukkelijke Sollicitatien door alle de Ingezetenen van het Fort aan hen gedaan, ten einde zoo spoedig doenlijk moge worden besloten tot het bouwen van een Kerk, het beroepen van een Predikant en het aanstellen van een Schoolmeester en Voorlezer; de billijkheid van welk verzoek al te klaarblijkelijk is, dan dat daar toe veele argumenten ter aandrang behoeven te worden gebruikt; Genoegzaam is het te remarqueeren, dat de naaste Plaats, waar de Ingezetenen den openbaren Godsdienst kunnen bijwonen ruim anderhalf uur van het Fort afgelegen is, werwaarts het voor al in den Winter voor dezelve Ingezetenen ondoenlijk is zig te begeven; terwijl het, behalven de noodzakelijkheid dat in een Zaak van dat belang aan het redelijk verlangen der inwooners worde voldaan, ook voor den Welvaard van dit Fort allernoodigst is, dat hier aan met effect worde gedagt, zijnde het anderzints niet te verwagten, dat met het aanbouwen van Huizen en het overkomen van Inwooners eenige merkelijke vordering zal worden gemaakt, zooals zulx ook door onderscheidene Persoonen aan Heeren Gecommitteerdens is te kennen gegeven, die verklaard hebben, schoon zeer genegen zijnde zig binnen het Fort te komen nederzetten, egter daar toe niet te kunnen besluiten, zoolang aan hen tot het uitoefenen van den Godsdienst geene gelegenheid gegeven word, zooals mede die Persoonen, welke bereids in het Fort woonagtig zijn, gedeclareerd hebben, dat Zij hiertoe nimmer zonder het vooruitzigt eener Spoedige voldoening aan deze hunne verwagting, zouden besloten hebben. UEd.Mog. hebben bij onderscheidene gelegentheden ook hier op bij den Raad van Staate aangedrongen, dan tot hier toe vrugteloos, en hoe zeer op die zelfde gronden, als waar op de Stigting van het geheele Fort en de aanbouw derpublijke Gebouwen, aldaar benoodigd, vcm de Generaliteit is gevorderd, ook het verzorgen van een Kerk, Pastorij en School kan en mag gerequireerd worden, durven egter Heeren Gecommitteerdens zig niet vleijen, dat 49

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1998 | | pagina 51