DE STICHTING VAN HET FORT EN DE KERK VAN BATH Met andere woorden: ook al speelt de Raad van State enigszins vals spel door te beweren, dat men voor de tweede kazerne indertijd kerk en schoolhuis ingeleverd zou hebben - quod non - de bouw hiervan is zo belangrijk voor de opbloei van Bath, dat de provincie niet op een gunstige afloop van gebakkelei met Den Haag moet wachten, maar zelf voor het benodigde moet zorgen. Gecommitteerde Raden betonen zich in hun vergadering van 11 juni 1789 over het verrichte door hun leden tevreden. De Raad van State zal om de nodige meubelen, de stadhouder om de nodige manschappen worden verzocht. De meeste gedane voorstellen ter vervolmaking van het fort worden overgenomen, inclusief het paalhoofd, en Kayser wordt met de uitvoering ervan belast65'. De Freijtag speelt in het vervolg geen rol meer. Dit moet voor Kayser in zekere zin een triomf hebben betekend, omdat deze in de ingenieur lange tijd een gevaarlijke concurrent had gezien. Nog maar vier jaar eerder althans, in de herfst van 1785, had de landsfabriek zich in een uitvoerige brief aan Gecommitteerde Raden tegen het voornemen gekeerd om De Freijtag tot provinciaal ingenieur aan te stellen. Hij is zelf namelijk voor een belangrijk deel van zijn inkomsten op de inspectie, het onderhoud en de aanleg van Zeeuwse fortificatiën aangewezen, "waarin eenen zodanigen nieuw aan te stellen titulairen s'Lands Ingenieur alle gelegentheid zal hebben zich ten nadeelee van des suppliants functie in te dringen", terwijl Kayser er voor zijn eigen persoon op "vertrouwt alle zodanige vereischte talenten te hebben, als welke er zouden kunnen gerequireert worden om den Lande ten deezen van behorlyken dienst te wezen" en hij in deze toch de oudste rechten heeft661. Fort Bath, westgevel N.H. Kerk Fort Bath, lengtedoorsnede N.H. Kerk onuitgevoerd ontwerponuitgevoerd ontwerp Bibliotheek RUL, Bibliotheek RUL, Collectie Bodel-Nijenhuis BN 009-10-071 Collectie Bodel-Nijenhuis BN 009-10-072 51

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1998 | | pagina 53