T.H. VON DER DUNK Alleen inzake de kerk en aanbehoren houdt men nog een slag om de arm, durft men althans het zelfstandig nemen van een beslissing niet aan: dit punt wordt eerst eens aan de Staten voorgelegd, met een positief advies, dat wel671. Tegen de tijd dat die zich er over buigen, is er weer een jaar voorbij. Ongetwijfeld omdat men daarop niet voor alles heeft kunnen wachten, krijgt de gewezen schoolmeester van Liefkenshoek, Pieter van Leerdam, reeds in de zomer van 1789 toestemming om, zolang er daarvoor nog geen eigen gebouw beschikbaar is, in de barak waar hij al een goede twee jaar verblijft alvast met zijn school te beginnen68'. Ofschoon in het najaar de nodige militairen arriveren69', is het garnizoen ook met de jaarwisseling nog lang niet voltallig, en staan derhalve nog ondermeer enkele officierspaviljoens leeg. De Admiraliteit van de Maze, die tot dusverre wat traag was geweest met het zorgen van fatsoenlijke huisvesting van haar personeel, ziet haar kans. Niet voor al haar ambtenaren heeft zij in de tussentijd de benodigde woningen gebouwd, en daarom verzoekt zij op 8 december 1789 om tijdelijk gebruik van een deel van de militaire onderkomens voor dat doel70'. Gecommitteerde Raden zijn daarover licht gebelgd: al twee jaar lang hebben zij daarvoor op dringend verzoek van de Admiraliteit binnen het fort welwillend een groot terrein vrijgehouden, en hadden zij zodoende herhaaldelijk particulieren moeten teleurstellen ingeval van een verzoek om een lapje grond. Bovendien kan er in de toekomst, afhankelijk van de politieke omstandigheden, van een plotselinge stijging van het aantal gelegerde soldaten sprake zijn, in welk geval men alle voorhanden kazerneruimte nodig zal hebben; en nog los gezien daarvan, de barakken zijn niet voor bewoning door burgers geschikt. Het college ziet dan ook niets in het hele idee7". De Admiraliteit keert daarop terug naar het oorspronkelijke voornemen om de woningen in de toekomst zelf te bouwen, maar laat wegens geldgebrek het moment wanneer zorgvuldig open721. Het duurt een jaar voor er weer sprake van zal zijn - andermaal zonder concrete vooruitgang te boeken731. Concrete plannen voor kerk en school Het gebrek aan voorzieningen op godsdienstig gebied blijft intussen spelen. 8 april 1790 komt bij Gecommitteerde Raden een request ter tafel van de precies vijf maanden eerder door de stadhouder aangestelde garnizoenscommandant74', majoor Walter Johan Bruce, waarin deze voor zijn ondergeschikten en de inmiddels achttien binnen de wallen gevestigde burgergezinnen - 66 zielen uitmakende, waaronder 38 leden van de Gereformeerde Kerk - verzoekt om met spoed van kerk en dominee te worden voorzien. Nu is men daartoe aangewezen op Krabbendijke, ongeveer twee uur van het fort verwijderd, en dus bij slecht weer te ver voor bejaarden, vrouwen en kinderen. Bovendien kunnen noch de admiraliteitsambtenaren, noch de garnizoenssoldaten op zondag zomaar weg. Door het ontbreken van een arts ter plaatse - de dichtstbijzijnde moet men eveneens in Krabbendijke zoeken - gold in geval van medische nood hetzelfde probleem, zodat ook deze bij deze wordt aangevraagd75'. De Commissie tot de Fortificatiën van Gecommitteerde Raden, bestaande uit Van den Brande. Schorer en De Beveren, mocht er zich toch al over buigen, en komt nu dan ook op 12 mei eindelijk met een rapport. De commissie ziet de noodzaak van geestelijke verzorging in, ook omdat de afwezigheid ervan op de aanwas van de bevolking remmend 52

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1998 | | pagina 54