T.H. VON DER DUNK stappen genomen; zij houdt deze slechts in het achterhoofd. Wel heeft zij alvast door de landsfabriek voor een pastorie en een school met schoolmeesterswoning een bouwplan laten vervaardigen, omdat men daarop veel minder lang kan wachten - "van welke twee Gebouwen, te plaatsen op de beide daartoe opengelatene hoeken, de dwarsstraat tegenover het midden van 't Admiraliteitshuis, de kosten volgens eene niewe Calculaties, zouden bedraagen eene Somme van 2600,- Vlaams". Uit de stukken wordt overigens niet duidelijk, wie de vervaardiger ervan is; er is slechts sprake van dat de Commissie het de afgelopen tijd "niet ondienstig [had] gedagt, tot dit een en ander door den 'S Lands Fabrijk een teekening te laten formeeren"82'. Daarmee kan zowel de oude landsfabriek, Kayser, als diens opvolger Voerman, die op 28 oktober 1790 aantrad, bedoeld zijn, omdat de totstandkoming overal tussen 26 juli en die derde december van dat jaar kan liggen831. Hoe dan ook, het is een duidelijk voorstel. Alleen besluiten Gecommitteerde Raden op dit duidelijke voorstel die dag vervolgens: niets. Pas ruim een half jaar later echter komt de Commissie er daarna op terug. De nieuwe predikant, Johannes Schutte, klaagt bij een bezoek van de Commissie aan Bath op 17 augustus 1791 over het weinig huiselijke paviljoen waarin hij zijn onderkomen heeft, en waarmee hij zich slechts nog een tijdje wil behelpen in de hoop dat "de deliberatien over het bouwen van eene andere, in het geheel meer geschikte Predikants Wooning niet lang zoude blyven uitgesteld". Voor de Commissie is dat reden om nogmaals te herinneren aan de noodzaak van de bouw van een volwaardige woning voor predikant en schoolmeester, en ditmaal ook met nadruk aan de noodzaak van een dito kerk. Het bedehuis dat nu in gebruik is, is op den duur daarvoor niet geschikt, en bovendien te klein. Voor de pastorie geldt hetzelfde, zowel uit hoofde van de aard van het gebouw, als vanwege de ligging in het kwartier van de soldaten84'. Gevolg: Gecommitteerde Raden gelasten Voerman om de vereiste bouwtekeningen, bestekken en begrotingen voor de drie benodigde gebouwen te vervaardigen851. Resultaat: nihil. Eind oktober volgt derhalve een brandbrief van de kerkeraad - "houdende een breedvoerig voorstel, van de menigvuldige inconvenienten, veroorsaakt door de bekrompenheid van de Plaats"86' - waarvan de aanhef aan duidelijkheid niets te wensen overlaat: "Wij hebben geduirende dit afgeloopene somer-saisoen ondervonden, dat het gebouw, waar in alhier den openbaaren Gods-dienst verrigt word, zeer veel inconvenienten heeft, die, konde de Gemeente anders, haar zoude weerhouden, alhier ter kerk te gaan - Het spreken van den predikstoel is moejelijk, omdat het vertrek, om er in te prediken, te laag van verdieping is - Bij warm-somer-weer hebben wij ondervonden, dat 't in dit zo genaamt kerk-vertrek bang warm was, zelfs, mag men 't zeggen stinkend heet door de menigte der toehoorders, zo dat het bange sweet van de angezigten afdroop, en de menschen flaauw na buijten zijn gebragt - Dese benauwende warmte word wel eenigzints geholpen, met 't openstaan van de deur. en het opschuiven der vijf vengsterraamen, waar van twee noch van boven worden nedergelaten; dan veele lichaamen zijn niet geschikt, om geduurende den geheelen tijd van den Gods-dienst op eene doorgaande tocht te zitten, dat in dese kerke door acht tochtgaaten, wanneer alles open is, en zomtijds moet wesen, wil men adem scheppen, ondraaglijk is"87'. De gemeente telt op 273 zielen al 105 leden, en hun aantal zal spoedig drastisch toenemen omdat nog velen voornemens zijn belijdenis te doen. Het gebrek aan zitplaatsen is zo gezien de 48 beschikbare stoelen evident, temeer daar de soldaten nog niet eens zijn 54

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1998 | | pagina 56