DE SCHILDER MARINUS VAN REYMERSWAEL welgestelde, zoals Cornelie, de weduwe van de vroegere schout en schepen mr. Jan Claes de Sot, in 1530 tot haar schade moest ondervinden.7' Haar zuster, Jacobmyne Mairlincks was getrouwd met Cornelis vander Mare, maar goede vrienden met haar zwager was Cornelie beslist niet, zoals we hieronder zullen zien. Ik besluit dit gedeelte van mijn bijdrage met de opmerking dat veel betrouwbare basiskennis over dit werk van Marinus en Reymerswale verzameld is door de Belgische historicus dr. A. Monballieu.1" Onjuist is echter zijn opmerking dat de stad in 1530 voor het water gespaard bleef. Andere bijdragen over Marinus hebben veel vroegere onjuiste informatie overgenomen of introduceren deze zelf. Zoals Monballieu al uitvoerig heeft besproken, leiden bij Marinus een aantal sporen naar Cornelis vander Mare. Men kan vermoeden dat bij Marinus een zekere mate van ironie (of vermaning) een rol gespeeld heeft om diens naam en rechtzaken te noemen. Voor mij staat vast dat Cornelis voor Marinus vooral een belangrijke bron van informatie en inspiratie moet zijn geweest door zijn zaken, welke zich veel verder uitstrekten dan de dagelijkse gezichtskring van Marinus. In de Dingtalen heb ik nog meer van die sporen gevonden. Een andere bron van historische informatie over landelijk Zuid-Beveland, maar ook wel over Goes en Reymerswale vormen de rekeningen van de rentmeester BewesterSchelde. Aan deze Cornelis zal ik de rest van mijn bijdrage wijden. Cornelis vander Mare" In 1483 werd Cornelis geboren als zoon van Adriaen Heyndricxzoon. afkomstig van Mare?101 In 1516 komen wij hem voor het eerst tegen op diverse plaatsen. Hij is dan schout van Reymerswale, onder de baljuw Adriaen van Reymerswale, heer van Lodijk, die wegens wanbestuur kort daarop afgezet zal worden en vervangen door een vertrouweling van Karei V, Laurens Dublioul, heer vander Saert. Ook Cornelis komt onder vuur te liggen. In uitvoerige getuigenverklaringen wordt zijn kwalijke rol beschreven in een groot aantal misdragingen van het stadsbestuur van Reymerswale, die onderzocht werden in opdracht van de Grote Raad in Mechelen, n.b. het hoogste rechtsorgaan in de Nederlanden." Hij had namelijk tijdens de jaarmarkt van Reymerswale kooplieden, die van elders kwamen om leer te verkopen, twee maal hun kraamhuur laten betalen, eenmaal voor het Schoenmakersgilde, zoals oude traditie was en eenmaal voor zichzelf. Net als zijn chef Adriaen trok hij zich niets aan van de opdracht van schepenen dat het geld voor missen en de kapel van het gilde in de parochiekerk van Reymerswale moest worden gebruikt. Verder had hij met zijn knechten bij een mandemaker. Bouwen Danckaertszoon. 's nachts ingebroken en men had zijn huis doorzocht, zonder opgaaf van redenen. Bij een schoenmaker, Adriaen de Caetere, maakten zij het nog bonter. Toen deze van huis was en zijn vrouw met kinderen en een nichtje thuis was, drong Cornelis van Reymerswale, bastaardbroer van Adriaen, bijgestaan door schout Cornelis vander Mare en zijn helpers tot twee maal toe het huis binnen, de tweede keer in het donker toen de vrouw des huizes in bed lag. Het doel van het bezoek was vooral het nichtje, waar eerstgenoemde Cornelis zijn zinnen op gezet had, maar die zich wist te verstoppen. In plaats daarvan werd toen de huisvrouw aangerand door de dronken dienaren van de schout. Een laatste voorbeeld van de misstanden, waaraan (ook) Cornelis vander Mare zich schuldig maakte is de mishandeling van een Cornelis Simonszoon, knecht van een Pieter Govaertszoon. 81

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1998 | | pagina 83