A. MACKOR De geldwisselaar en zijn vrouw, in Dresden (1541) Vanwege een schuld werd hij door de schout op straat aangehouden, mishandeld en door zijn helpers over straat gesleurd, hoewel Pieter Govaertszoon zich borg had gesteld voor die schuld. Na de mishandeling greep één van de burgemeesters in en sneed Cornelis Simonsz. los. Het zal u niet verwonderen dat de nieuwe baljuw Laurens Dublioul ook een nieuwe schout aanstelde in hetzelfde jaar. Dublioul was als audiencier (een soort secretaris) van de Geheime Raad van de keizer een druk en invloedrijk man. Hij zal zich waarschijnlijk niet of nauwelijks in de stad vertoond hebben; het echte politie-werk liet hij over aan een luitenant-baljuw uit de stad zelf. Jaren later zien we nog een kontakt van Cornelis met deze baljuw. Er is namelijk een brief bewaard van Cornelis aan Dublioul, gedateerd 12 maart 1531, dus enkele maanden na de overstroming, waarin Cornelis de hulp van Dublioul inroept voor een vervolging op een hoger niveau, vermoedelijk bij het Hof van Holland (de procureur-generaal wordt namelijk genoemd). Om Dublioul zachter te stemmen haalt hij in deze brief zijn vrouw en 11 levende kinderen aan „...die ter saicken onschuldich sijn en behooren met mij niet gecastijl te sijnen...".i:' Het effect van deze brief kennen we niet. Maar dat Cornelis als een duikelaartje steeds weer opnieuw zijn kop opsteekt in allerlei soorten functies en op diverse plaatsen in Zuid-Beveland staat vast. Zo wordt hij als schepen in Reymerswale genoemd in 1519 en 1527. Daartussendoor zal hij ook wel als zodanig gediend hebben. Hij was daar ook weesmeester in 1524 en 1526. 82

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1998 | | pagina 84