Kermisplezier in het begin van de negentiende eeuw. KERMISPLEZIER IN HET BEGIN VAN DE NEGENTIENDE EEUW Het gedicht Zeeuwsche Boere-kermis van C. Zwigtman (1817) ingeleid door Frank de Klerk. In 1817 verschijnt in rijmvorm een levendige impressie van een Zeeuwse dorpskermis. De schrijver is Cornelis Zwigtman. Alvorens enkele woorden aan dit gedicht te wijden, dat hieronder in zijn geheel wordt weergegeven, verdiepen wij ons in de auteur." Zwigtman wordt in 1781 in 's-Heerenhoek geboren. Zijn vader Marinus heeft daar enkele jaren een wagenmakerij. In 1786 koopt hij een dergelijk bedrijf in Wissenkerke. Voor het ambacht van wagenmaker blijkt Cornelis minder te voelen dan voor dat van schilder. Hij gaat lessen volgen aan de Teeken-Academie in Middelburg, waarna hij korte tijd werkt bij de behangselfabriek van Van Oppen en Gaal in Middelburg. Behang wordt in deze tijd nog met de hand beschilderd, en vergt een grote mate van artisticiteit van de ambachtelijke schilder. Na het overlijden van zijn vader keert hij in 1801 terug naar Wissenkerke om zijn eerste stiel, dat van wagenmaker, weer op te nemen. Als zijn moeder tien jaar later met wagenmaker Van Melle hertrouwt kan Zwigtman zich weer aan oliën en verven wijden, nu echter als huisschilder te Wissenkerke. Steeds heeft hij zich in zijn vrije uren bezig gehouden met het schilderen van landschappen en portretten, waarvan een klein aantal bekend is. Naast vaardigheid met het penseel beschikt Zwigtman ook over schrijftalent. Met luim en humor componeert hij gedichten, die hij onder meer tijdens Nutsavonden van het Departement Noord-Beveland voordraagt. In de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw levert hij bijdragen aan de Zeeuwsche Volksalmanak. Van veel vroeger datum dateert zijn Zeeuwsche Boere-Kermis, dat in 1817 bij de Goese stadsdrukker F. Kleeuwens wordt gedrukt. In een "Aan den Lezer noemt Zwigtman het een "werkje mijner jeugd" uit 1804. Hij meldt zelf dat het voornamelijk op de Noord-Bevelandse kennispraktijken is geschreven.21 Als manuscript draagt de dichter het herhaaldelijk voor op feesten en bruiloften. Het wordt zo gewaardeerd, dat er buiten zijn medeweten geschreven kopieën in omloop komen, die niet allemaal uitblinken in het correct volgen van het origineel. Ook verschijnen er anonieme schunnige varianten, waar Zwigtman zich voor begint te schamen. Om hieraan een einde te maken besluit hij tot het laten drukken van zijn pennevrucht. Het is dan 1811. Om hier goedkeuring voor te krijgen is hij verplicht het dichtwerk tevoren naar de centrale overheid in Parijs te sturen. Op die reis verdwijnt het geschrift spoorloos. In 1817 komt dan toch nog de Zeeuwsche Boere-kermis van de pers. Op gevorderde leeftijd, Zwigtman wordt 84 jaar oud, overlijdt hij op 1 november 1866 in Wissenkerke. In de Atlas van Stolk te Rotterdam bevinden zich enkele schetsen die Zwigtman heeft gemaakt naar aanleiding van dit gedicht. Waarschijnlijk zijn het studies voor een afbeelding op het titelblad. Op de vier schetsen op één blad zijn straatzangers, kwakzalvers, rarekiek etc. afgebeeld. Twee tekeningetjes tonen de Grote Kerk en het stadhuis van Goes als decor voor het kermisgewoel.3' 95

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1998 | | pagina 97