I
Geachte heer Verburg,
H.W.A. Koch
Een andere reden is dat ik die funtie wilde.
Ik ben een Zeeuw van geboorte - geboren en ge
togen, zogezegd - en juist het benauwde cultu
rele klimaat is voor mij aanleiding geweest om
in 1956 te vertrekken en mijzelf te beloven om
niet meer terug te komen. In 1970 kwam de
funktie die ik nu vervul vakant. Dat bood een
mogelijkheid om iets aan het culturele klimaat
te doen en ik ben toen maar op mijn belofte
terug gekomen.
Eén van de redenen waarom ik directeur ben van
de Zeeuwse Culturele Raad is, dat ik een goed
antwoord op een vraag heb gegeven. En wel op de
vraag ’Wat vindt u van naakt op toneel Dat
was een van de eerste vragen die de toenmalige
Commisaris van de Koningin mij indertijd stelde.
De Commisaris benoemde de directeur van de raad
toen nog, nadat door de raad een selectie was
gemaakt onder de sollicitanten. Ik heb daar
blijkbaar een goed antwoord op gegeven, waar
schijnlijk in de geest van ’Als het maar
funktioneel is’.
Uw vraag ’Waarom bent u directeur van de Zeeuw
se Culturele Raad is - zoals zovele vragen-
moeilijk te beantwoorden. Niet omdat ik het
antwoord niet weet, maar omdat er diverse ant
woorden mogelijk zijn en het maar de vraag is,
welk antwoord het juiste is.