MANIFEST
PAUL BARTELS
T
1
PAUL BARTELS 42 X OVER KUNST
GEREDIGEERD DOOR AD DE JONG - MIDDELBURG -1987
IVeel als hedendaags aangemerkte beeldende kunst is het oorzakelijk gevolg van traditioneel reactiepatroon binnen
de kunst. Hef wordt niettemin als vernieuwend gekenschetst omdat het in het uiterst bestaand kunstcircuit iets nieuws lijkt, ter
wijl de wereld buiten het kunstcircuit er geen enkele boodschap meer aan heeft.
2. Kunstjes, kunde, kunst. Het begrip kunst geeft een niveaubepaiing aan, is een op kwalitatief hoog niveau staand resul
taat van gericht handelen.
3. Kunst houdt dan in het vrijelijk, bewust omgaan met en het selecteren uit de talloze mogelijkheden om die vervolgens
te Integreren tot een vorm en inhoud die beantwoorden aan de tevoren gestelde doelen. De kunde van het ambacht
Is niet meer dan een voorwaarde en een middel.
4. Kunst ontstaat dus per definitie als gevolg van bewust handelen en is daardoor doelgericht. Het begrip kunstenaar -hij
die selecteert, Intergreert, kortom kunst bedrijft- wordt vaak verward met hij die tekent, schildert, kortom visueel maakt. Het
verschil is gradueel: kunst kan visueel zijn, maar iets dat gevisualiseerd is, is niet per definitie kunst.
5. Beeldende kunst is een ordenend medium dat gericht is op visualisering van ideeën, gevoel, strevingen enz. Daarvoor
is nodig: -een denkraam, waaruit tot nu toe bestaande kennis en fantasie kan worden geput ten behoeve van de beel
dende taaimogelijkheden. Denkramen en beeldende taal voeden elkaar, -het gebruik van een vormtaal, met zijn met
afysische complexheid, die de toeschouwer kan lezen en waarmee de toeschouwer een eigen inhoud van het beeld
kan opbouwen, -het bewustzijn dat beelden naar elkaar en naar andere beelden verwijzen en dat gebruiken bij visuali
sering, waarbij in het achterhoofd meespeelt dat de toeschouwer dergelijke verwijzingen eveneens maakt, -het besef
dat er in alle gevallen van visualiseringspresentatie sprake is van "zijn", het is er, is aanwezig.
6. In alle gevallen Is er sprake van: de maker van het visuele, het maaksel met zijn karakteristieke eigenschappen, de per
definitie -individuele- toeschouwer (ontvanger).
7. Ik visualiseer uit inwendige noodzaak om mezelf binnen mezelf te positioneren, binnen wereldbeelden en binnen de
samenleving. Onderzoek naar onbewust -onderbewust- bewust, oorzaak en gevolg, écriture automatique en geweten,
niet anders gewend of geleerd hebben, toevalligheden en wetten van toeval, abstract-concreet-naturlstisch enz. Ken
merkend voor positionering is dat er binnen kaders en verschillende lagen wordt gewerkt met vormen van analyse, tra
cering, van aanduiding, van verbanden binnen kaders en verschillende lagen (of niveaus).
8. Uit wetenschappelijk onderzoek komt naar voren dat ieder persoon continu een complexe hoeveelheid video en au-
diogegevens (enz.) registreert. Persoonlijk handelen gebeurt op basis van eerdere informatie-opslag en selectiemecha-
nieken; ook ondervindt het handelen hiernaar een vermenging en verstrengeling van heden, verleden en toekomst.
Genoteerde beeldsamenstellingen -als waaier van mozaïek, met een diversheid van aard, oorsprong en samenhang-
wordt ervaren als een samenhangend beeld, de beeldsamenhang, onstaan uit een voortbordurend op zijn gerijmde of
ongerijmde oorzakelijkheid of als resultaat van het gevolg op het gevolg, biedt een zeer adequaat aangrijpingspunt
voor mijn visuele activiteiten.
9. Notatletechnieken zijn noodzakelijk voor het vastleggen van denk- en leefprocessen: kladbok, notitieblok, dagboek.
Mijns Inziens is hier sprake van strikt persoonsgebonden aantekenvormen ter ondersteuning van het eigen geheugen.
10. Daarnaast zijn noodzakelijk presentatietechnieken. Ze hebben betrekking op het zo optimaal mogelijk tonen van dat
gene wat gevisualiseerd wordt. De vraag hoe iets te presenteren speelt mee vanaf de denkfase, dus vanaf het ont
staan, tot de laaste fase, de visualisering. Moet hoe groot, hoe klein, staan, liggen, rommelig, grof, verbrand, in ijzer gevat
of in hout, hoog of laag enz. Presentatie en visualisering zijn begrippen die vanaf de denkfase in elkaar overvloeien, be
paald door de vraag: wat wil je bereiken?
IIDe essentie van visualisering is het zichtbaar maken van wat eerder op die wijze niet zichtbaar was, kortom een herij
kende activiteit. Een gevolg van deze herijkende activiteit is dat in principe alle middelen bruikbaar zijn -symbolen, beel
dende elementen, beeldmiddelen en technische mogelijkheden- als ze het doel maar dienen. (Veel kunstenaars belij
den dit credo, maar de feitelijke situatie Is dat ze van het levenspad zijn afgeraakt en nog slechts reageren op eikaars
kunst, zodat Ik het geen herijkende activiteit meer kan noemen. Alleen ingewijden in de kunst weten deze achterafsteeg-
jes nog te vinden, andere toeschouwers begrijpen deze codes niet meer). Hierdoor ontstaat een wezenlijk ander pro
bleem: wat moet er zichtbaar gemaakt worden, op welke manier en voor wie?
12. Fundamenteel voor mijn keuze is dat de reactie op reactie of de wet van het toeval of de reeks onbewust-
onderbewust-bewust stukjes mozaïek zijn, onderdelen van een groter geheel (zie 8). Wezenlijk voor mijn visualisering is dat
het gebaseerd Is op "overzicht van het grote geheel”, natuurlijk beperkt door mijn eigen plaats daarin.
13. Een kunst van overzien stelt daardoor geheel andere eisen aan de maker en de kijker dan trendy, traditioneel
maniëristische, kopiërende, ontlenende,enz., kunst. Het laatste is goochelen van een leerling met de trucendoos en heeft
niets met toveren te maken. Kunst die ooit als tover begon maar later het karakter krijgt van een bedrijfslogo-toepassing,
is eveneens kunst uit de trucendoos. Zo is ook de keus a priorie voor een eigenstijl als eindpunt een doodlopende weg;
een eigen stijl is voorwaarde voor, geen eindpunt. Juist het a priorie niet vastleggen op stijl of techniek kan een eigen stijl
opleveren, dat wijst zich wel uit.
14. Een kunst van “overzien" vereist het steeds opnieuw bepalen van de zin van hetgeen je zichtbaar wil maken, her
steeds weer bij nul beginnen om uit het rijke beeldende pakket zo te selecteren dat dat er ook zo optimaal mogelijk
zichtbaar wordt.
15 Gebruik makend van de mogelijkheden, verworvenheid of verwording van eeuwen visualisering probeer ik zonder
moralisering en een samenvatting van mijn ooggetuigenverslag over te brengen op de -individueel aan te spreken
toeschouwer.
16. Iedere gebruikte vorm van visualisering staat per definitie als symbool voor iets anders. Visualisering bevindt zich in een
signalerende positie, maar gaat uit van symboolwerking. Iedere visualisering staat voor iets: gepresenteerde visualisering
kan rustig het karakter hebben van uitdaging, van een niet hapklare brok, verontrusting teweeg brengen, enz. Het is het
denkraam en de optiek van de toeschouwer, waardoor wordt bepaald of het beeld voor hem herkenbaar is, realiteit
gehalte heeft. Kunst doet een beroep op herinneringen, dat wil zeggen op beelden die herkenbaar zijn, associaties
oproepen met ervaringswereld.
17. Visualisering kent wel de definitie van tijd, maar is zelf zo tijdsdoorschrijdend als gisteren, vandaag of morgen; kan dus
c
drager van tijd-dimensies functioneren zonder aan de chronologische tijdsopvolging te zijn gebonden.
18. Visualisering heeft betrekking op het zichtbaar maken van verschijningsvormen, beeld-, vorm- en kleurtekens, die staan
voor Iets. Hierdoor eist visualisering In presentatie op niveau (-kunst) ruimte op en beschikt daardoor letterlijk en figuurlijk over
ruimte en ruimtelijke dimensies. Een dimensie-twee dimensles-veel dimensies kortom de tegenstelling technische ruimte -
artistieke ruimte. Tevens ontstaat zo de vraag naar de construerende rangorde van dimensies.
19. De effectiviteit van visualisering is afhankelijk van common sense, zowel in de eerste als de laatste instantie, bij de maker
en de toeschouwer. Daarmee is de eis verklaard Inhoudelijkheid (of ontzeggen van Inhoudelijkheid) en dimensies bij de
toeschouwer en zijn begrippenapparaat, ontleend aan common sense. Tevens worden aan de visuele werking de eisen
gesteld van vormen van orde, ordening, gelaagdheid en rangschikking van dimensies.
20. De maker positioneert zich door zijn analyserende activiteiten, objectiverend ten opzichte van zichzelf, subjectiverend
ten opzichte van anderen, uitdiepend en verdiepend ten opzichte van zijnsvormen. Dit staat tegenover de subjectieve
maker die zijn moraliserende opvattingen niet wil toetsen. De maker krijgt signalen binnen die lelden tot opvattingen die hij
visueel bewerkt, waarbij hij tot een bepaalde vorm van distantie en afgerondheid komt.
21. Kunst is een ordenend medium dat gericht is op vormoverdracht van ideeën, gevoelens, strevingen en dergelijke en
wel op zo'n manier dat er vormen van individuele interactie ontstaan.
22. Er bestaan een aantal variabelen met betrekking tot het maken en/of appreciëren van kunst: In principe is elk symbool
een voorstelling en dus vrij of het nu Iconografisch, abstract of wat dan ook Is. Het waarneembaarheldsgehalte (Is realiteits
gehalte) wordt gevoed door doelstelling, plaats, aard, vorm van datgene wat ter communicatie wordt gebracht. Kunst
draagt een Interactie- en interferentiepatroon en maakt zich los van de maker, wordt autonoom, en blijft geliëerd aan de
maker.
23. Kunst is niet in staat een samenleving te veranderen -het levert wel eens een rimpel op- maar staat wel als een teken in
een zich veranderende samenleving. Kunst is per deflntie een complexe eenheid.
24. Dat Ik schilderijen, schilderlj-opstelllngen of geschilderde envlronmental-achtlge presentaties maak en tentoonstel, heeft
voor mij meer te maken met de autonome zeggingskracht en de communicatieaspecten van de door mij geselec
teerde gevisualiseerde zijnsvormen dan met vormen van ongerichte geldingsdrang of persoonsmanifestatle. Mij is wel
gebleken dat mijn visuele en visualiserende activiteiten een onontkoombare, adequate manier van In het leven staan Is.
25. De keuze voor objectvormen als beeldend element is mij ingegeven omdat die het meest effectief zijn, door de dis
tantie, de dimensies, de communicatieve eigenschappen; deze drie vormen wezenlijke bestanddelen die tevens tal
van mogelijkheden openen.
26. Mijn keuze voor visualiseringstechnieken, tekenen, schilderen enz., is Ingegeven door het feit dat er geen andere of be
tere oplossing voor mijn visualisering Is.
27. Mijn visuele presentaties worden gemaakt met opzet en voorbedachte rade. "Onderwerp" (gebied van beweging,
fixering, getraceerd werkelijkheidsgehalte) Is nauwkeurig gedefinieerd aan de hand van analyserende werkzaamheid,
beeldmiddelen, formaat- en ruimtebepalingswerkwijze en verschijningsvorm.
28. Mijn kriterium om een werkstuk te beoordelen ligt in de orde van "het klopt" of "het klopt niet'; dat wil zeggen het komt
overeen met...
29. Mijn werkwijze In verschillende stadia laat toe dat ik gelijktijdig aan verschillende werkstukken met totaal verscheiden stijl
of techniek werk.
30. Ook stemt mijn werkwijze overeen met die van een karateka of andere Oosterse verdedigingswijzen: een lange, ge
richte voorbereidingswijze die moet leiden tot een verhoogde, kortstondige uitvoering. Het beeld van de "geconcen
treerde klap dwars voorbij de gestapelde stenen".
31. Bruikbare beeldmiddelen zijn eveneens elementen van verstoring, doorbreking, vervorming, vertekening, weglating ul-
terlijk - bepaling als nieuw, glanzend, scherpgelijnd, vlekkerig, verouderd, vergeeld) verdubbeling’, vertroebeling, vers-
chroeiïng enz. De duurzaamheid van de voorstelling wordt bepaald door de duurzaamheid van het materiaal.
32. Een schildering hoeft niet per definitie tweedimensionaal te zijn (en daarom aan de muur te hangen, op voorbespan
nen linnen, op een betengeling als isolatiemateriaal). De beeldrager is een wezenlijk bestandeel van mijn kunsttoepass-
33. Naast een hangwijze aan de muur maak ik ook gebruik van driedimensionale elementen (voortzetting van voorstelling
of textuur). Andere hebben een vrijstaande opstelling; zijn dan vaker dubbelzijdig beschilderd. Weer andere vrijstaande
opstellingen zijn opgebouwd uit in wezen twee dimensionale platen tot driedimensionale beeidtekens. Ook zijn er schil
deringen ondergebracht in metalen frames. Andere opstellingen hebben een environmental karakter, al dan niet geflan
keerd door prenten, tekeningen enz.
34. Frames, opstellingen, formaat vormen een eenheid met de "voorstellingen".
35. Het geheel van de verschijningsvorm is wezenlijk voor zijn overdracht naar de toeschouwer.
36. Een visuele, gevisualiseerde aanpak laat een complexiteit toe met een simpele vanzelfsprekende logica en uitstral-
37. Mijn aanpak Is gelaagd, dat wil zeggen: zowel voorstelling, schilderwijze als gevisualiseerd beeld zijn opgebouwd op
verschillende niveaus met verschillende intenties. De aanspreekbaarheid hangt ten nauwste samen met de attentie-
waarde en de uitlezlngslnspanning die de toeschouwer onderneemt.
38. Mijn werk is een mise-en-scène. Het heeft ook vaak een plot. Vormen van humor zijn er niet aan vreemd. De verschij
ningsvorm met zijn details of opstelling of locatiebeelddrager laat zich lezen aan de hand van allerlei Indicaties die In, op,
aan, bij of los aanwezig zijn.
39. Mijn kunst is te lezen als een detective; hierin zijn allerlei visuele indicaties door middel van verschillende beeldmiddelen
vervat.
40. De toeschouwer is mondig en heeft ogen, daarom verplicht aan zichzelf ze de kost te geven. Immers, dit bepaalt zijn
omgang met emoties, ontwikkelingen, lijnen, met zijn eigen werkelijkheidsgehalte.
41Naast het feit dat mijn werk refereert aan de toeschouwer, wordt de toeschouwer ook opgenomen binnen de constel
latie van het werk, wordt daardoor onderdeel van het werk. Gaandeweg ontstaat voor hem het besef dat hij zich nood
zakelijkerwijze moet positioneren. Deze activiteit gaat verder dan de signaalwerking van een rood stoplicht en het bijbe
horende gedrag van stoppen. De nastraling van het werk heeft vaker het karakter van een tijdsbom; al hoewel: eerder
geplaatst heeft het een nagalmeffect op termijn.
42. Duurzamere communicatievormen van kunst eisen duurzame productie- en beeldmiddelen.