8
ring en dr. F. P. J. Sibmacher Zijnen, eïi in December
1864 uit een dubbeltal, bestaande uit de heeren dr.
A. A. Fokker en dr. J. C. de Man, telkens de eerst-
genoemden op nieuw gekozen.
Het voorzitterschap was afwisselend bekleed, nog in
1863 door den heer dr. A. A. Fokker, gedurende het
jaar 1864 door den heer K. R. Pekelharing en gedu
rende dit jaar door den heer mr. M. F. Lantsheer.
Nog voor het einde van 1863 heeft het Natuurkundig
gezelschap gemeend, den hoogbejaarden en door familie
omstandigheden gedrukten concierge J. A. Genevay
met den 1 Mei daaraanvolgende uit die betrekking te
moeten ontslaan. De wenschelijkheid daarvan werd ook
door dit genootschap gedeeld en nadat reeds voorloopig
door wederzijdsche besturen in overleg "was getreden om
trent de meest geschikte wijzewaarop zijn ontslag en
zijne vervanging zouden geschieden, werden de deswege
aan directeuren gedane voorstellen in hunne vergadering
van 31 December goedgekeurd en den 2 Maart 1864 ook
de benoeming bekrachtigd van P. O. Tevel aan wien
tevens de betrekking van custos onzer in het museum
geplaatste kabinetten en verzamelingen is opgedragen.
De gunstige bepalingen, bij datzelfde besluit door di
recteuren ten behoeve van Genevay gemaaktbleven
echter buiten gevolgdaar hij reeds overleed voor de
nieuw benoemde concierge zijne functie had aanvaard.
Den 17 November 1863 werd ook in deze gemeente
het halve eeuwfeest der bevrijding van het vaderland en
9
der wederoptreding van onze natie in de rij der onaf
hankelijke volken plegtig gevierd. Het genootschap, op
welks lotgevallen het treurig tijdperk der Fransche over-
heersching ook niet zonder invloed is gebleven, gaf zij
nerzijds mede blijken van deelneming in die heugelijke
gebeurtenis en stelde, even als ten jare 1862 bij gele
genheid van het XVIIe landhuishoudkundig congresook
nu weder zijne kabinetten en verzamelingen eenige da
genen wel den 16, 17 en 18 November, voor het
publiek kosteloos ter bezigtiging open. Met graagte werd
van deze vergunning gebruik gemaakt en zoo groot was
de toevloed der bezoekers voor het meerendeel uit de
volksklasse dat hun aantal veilig op bij de drieduizend
kan worden geschat.
In de maand December van datz3lfde jaar werd door
het genootschap een gewigtig vraagstuk behandeldeene
humaniteitskwestiedie niet alleen de wetenschapmaar
meer nog de beschaving gold. Het betrof het voorstel
na voorafgaande overweging door het bestuur, in de ge
wone vergadering van den 2 dier maand gedaanheb
bende de strekkingdat het genootschap gelijk kort
te voren door het Provinciaal Utrechtsch genootschap was
geschied zich eveneens tot den Koning zoude wenden
met een adres tot afschaffing der doodstraf. In eene
buitengewone vergadering, den 8 daaraanvolgende gehou
den werd dit voorstel in het breede besproken. Levendig
en belangrijk waren de discussiëndaardoor uitgelokt
niet enkel de wenschelijkheid van den maatregel der af
schaffing en hare opportuniteit in Nederland maakten daar
bij een punt van onderzoek uit, ook de vraag kwam te