34 deman gevoerd in twee deelen, gr. 8°., beide welke geschen ken erkentelijk worden aangenomen en waarvoor genoemde heeren schriftelijk zullen worden bedankt. Naar aanleiding van een schrijven van het lid des ge- nootschapsden heer mr. Gr. "W. Veeede te Utrecht, het welk door den voorzitter gedeeltelijk voorgelezen wordt, stelt deze namens het bestuur aan de vergadering voordat de in dat schrijven aangegeven denkbeelden omtrent de hulde, door het Zeeuwsch genootschap der wetenschappen te bren gen aan de nagedachtenis van den edelen L. P. van de Spiegel wiens laatste vergeten en in niet alleszins be- tamenden toestand verkeerende rustplaats op vreemden grond te Lingen in Pruissen bijna geen enkele Nederlander ooit heeft aanschouwddoor het uitvoerend bestuur zullen worden onderzocht en daarbij tevens worden nagegaanin hoeverre en op welk eene wijze aan zoodanig denkbeeld ge volg zal kunnen worden gegeven. De vergadering zich met dat voorstel vereenigende, wordt alzoo besloten en aan het bestuur opgedragenden heer Veeede den dank der vergadering te betuigen voor het door hem genomen initiatief. Hierop wordt de vergadering voor eenigen tijd geschorst. Na T lopening brengt de secretaris het volgende verslag uit van de lotgevallen en werkzaamheden des genootschaps sedert November 1865. Mijne Heeren De plegtigheidwelke ons thans heeft bij- eengebragt in deze vergaderzaal, waar voor honderd jaren de staten van dit gewest bij resolutie van 23 Maart de stich ting van het Zeeuwsch genootschap der wetenschappentoen nog te Vlissingen gevestigd, hebben bekrachtigd en zijne spreuk Non sordent in undismet het zegelvoorstellende de zeven vrije kunsten op een rots in zee, hebben goed gekeurd, roept ons eene reeks van gebeurtenissen voor den 35 geest, die in het naauwste ^erband met de geschiedenis van den tijd, waarin zij zijn voorgevallen, bij al de treurige herinneringen, die daardoor somwijlen worden opgewekt, toch het verblijdend bewijs hebben geleverd, dat al moge jaren lang met de vernietiging van ons volksbestaan ook de bloei der wetenschap van den vaderlandschen bodem zijn ge weken hare beoefening in Zeeland werkelijk op eene rots was gebouwd. In die honderd jaren heeft ook dit genootschap een han gen strijd te kampen gehad; meermalen was het zijnen ondergang nabij; nog voor het einde der 18e eeuw was het in eene doodelijke kwijning vervallen. Moedig stak het echter het hoofd weder op en al moge zelfs in deze eeuw de stroom des tijds zijne grondslagen soms hebben bedreigd, ook die gevaren kwam het weder te boven. Doch waartoe deze uitweiding? Dit alles behoort tot de geschiedenis van het genootschap, die wij zoo even in de belangrijke rede van onzen geachten voorzitter hebben hooren schetsen. Mij is slechts de taak opgedragen om u verslag te geven van de werkzaamheden en de lotgevallen onzer in stelling sedert de laatste algemeene vergadering die in de maand November van het jaar 1865 is gehouden. Hadden zoodanige vergaderingen in den regel om de twee jaren plaatsde zucht om het eeuwfeest aan dergelijk zamenzijn van het gansche genootschap te verbinden en het streven van het bestuur om vóór die bijeenkomst, waardoor eene nieuwe periode zoude worden geopend, een door beter met den geest des tijds en de eischen der wetenschappen overeenstemmende wetten vast georganiseerden toestand in het leven te roepen, zijn de hoofdoorzaak geweest, waar om tusschen beide thans het dubbeltal jaren is verstreken. Ik reken mij dan ook gelukkig al dadelijk het heugelijke feit te mogen vermeldendat na de vele minder goed ge slaagde pogingen, reeds vroeger beproefd om tot eene wets herziening te gerakenin de vergadering van directeuren

Tijdschriftenbank Zeeland

Jaarverslagen en naamlijsten KZGW 1817-1906, 2018 - heden | 1869 | | pagina 10