38 achten Adrianus Slotemaker, predikant bij de nederduitsch- hervormde gemeente alhier, wiens groote bekwaamheden voor al hebben uitgeblonken in de kerkelijke collegiën, in welke hij jaren lang zitting heeft gehad; alsmede jhr. Jan Wil lem van Sijpesteijn te 's Gravenhagedie slechts kort te voren, als een regtmatig blijk van hulde aan zijne weten schappelijke verdiensten tot lid van ons genootschap was be noemd, en de heer Justus Modera, die door zijne belang rijke geschriften over het zeewezen en de zeevaartkunde al ten jare 1837 die onderscheiding deelachtig was geworden. In 1857 ontviel ons de oudste onzer leden, tevens de Nes tor der vaderlandsche godgeleerden, de hofprediker Isaac Johannes Dermout wiens naam in de geschiedenis der neder- landsche kanselwelsprekenheid voortaan naast dien van van der Palm en van Borger zal worden genoemdde oudhoog- leeraar dr. I. G. S. van Breda aan wien Teijlers tweede genootschap te Haarlem eene duurzame verpligting heeft; de ijverigste onzer penningkundigen, de ook buiten 's lands met lof bekende dr. P. O. van der Chijs te Leiden; de in zijn vak niet minder verdienstelijke dr. R. Lobatto te Delft; in Zeeland zelf de kundige Karel Broes van Dort, medicinae doctor te Goes, wiens kleine geschriften, in onze bibliotheek voorhanden, de loffelijkste getuigenis geven van zijne werkzaamheid, en de door ons allen zóó hoog geschatte mr. Adrianus Johannes van Deinse, die zich eenen onver - gankelijken naam heeft verworven op het gebied der regts- wetenschap en meermalen, zoowel in onze vergaderingen als in de werken van het genootschap, de degelijke vruchten van zijne uitgebreide studiën heeft neergelegd. In het vorige jaar hadden wij het verlies te betreuren van den beroemden Leidschen hoogleeraar Jan van der Hoeven, van den grooten taalkundige dr. L. A. te Winkel, wiens naam in het door hem mede ontworpen Algemeen woordenboek voortleeft, van den rector van het Tielsche gymnasium, dr. P. H. Tydeman en van prof. C. Muller, te Groningen. 39 Naauwelijks zijn er driemaanden van het jaar verstre ken, of wederom moet er worden gewezen op een aantal sterfgevallendoor welke de wetenschap in verschillende vakken een gevoelig verlies heeft geleden. Wij bedoelen den om zijne uitgebreide kennis teregt gevierden dr. J. H. Halbertsma rustend leeraar bij de doopsgezinde gemeente te Deventer den oud-hoogleeraar in de wis- en natuurkunde aan de Groningsche hoogeschool dr. Jan Willem Ermerins, en meer in onze nabijheid den scherpzinnigen mr. Johannes Eg berts Risseeuw te Oostburg, wiens studiën zich hoofd zakelijk bij de regtsgeschiedenis van Zeeuwsch-Vlaanderen hebben bepaald en wiens oudheidkundige onderzoekingen voor dit gewest meermalen de belangrijkste resultaten hebben opgeleverd. Van de buitenlandsche leden hebben wij, voor zooverre dit ter onzer kennis is gekomen, slechts den dood te ver melden van den heer A. de Reume, te Brussel; van den geleerden bibliothecaris der stad en hoogeschool te Gent, den uit zijne werken genoeg bekenden Jules baron de St. Genois en van den slechts kort te voren tot ons me delid benoemden mr. A. E. Gheldolp, senateur te Gent, wiens geschiedkundige en regtsgeleerde geschriften, als ook op Zeeland betrekking hebbende, hem die onderscheiding ten volle waardig hadden gemaakt. Alles te zamen vattende blijkt het dusdat sedert November 1865 het genootschap zoo door overlijden als door bedanken acht zijner directeuren heeft verloren, waar tegenover staat eene aanwinst van vijf-en-twintig nieuwe, hetgeen gevoegd bij het oorspronkelijk aantal het cijfer der directeuren thans tot drie-en-zeventig heeft doet stijgen. Bij de leden daarentegen bespeurt men eenigen achteruit gang hun aantal bedraagt voor het oogenblik niet meer dan honderd negen-en-negentig. Straks evenwel zal u de gele genheid worden geboden om de verzwakte rijen met eene nieuwe keurbende aan te vullen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Jaarverslagen en naamlijsten KZGW 1817-1906, 2018 - heden | 1869 | | pagina 12