40 De periodieke aftreding van de leden des bestuurs heeft in de zamenstelling daarvan geene verandering gebragtech ter wisselde men wederom ieder jaar van voorzitter, zoodat die betrekking is bekleed gedurende 1866 door den heer dr. A. A. Fokker; gedurende 1867 door den heer K. R. Pekel haring; gedurende 1868 door den heer mr. M. F. Lants- heer en thans wederom, ten gevolge der tourbeurt, door eerstgenoemde wordt vervuld. De gewone vergaderingen, van de maand October tot en met April, zijn in al die jaren geregeld gehouden; in dezelfde mate als vroeger hebben zij ook nu wederom de belang stelling opgewekt van directeuren en leden, die op iedere bijeenkomst gemiddeld ten getale van veertig tegenwoordig zijn geweest. Ofschoon ook andere werkzaamheden daarop zijn behan deld zoo werd toch veelal het grootste gedeelte van den avond aan de lezingen besteeddie zich zoowel door afwis seling en aangename verscheidenheid als door rijkdom van stof hebben gekenmerkt. Het zij ons vergundook nu een oogenblik daarbij stil te staan en uwe aandacht op nieuw te vestigen op hetgeen toen door velen uit uw midden met den meesten bijval is gesproken. In de maand December van het jaar 1865 vervulde de heer J. J. L. Luti de spreekbeurt met eene verhandeling over het boek Daniel, als bijdrage tot verdediging van het goed regt der moderne kritiek. In Januarij 1866 trad de heer mr. W. C. Borsius op als spreker over de Nederlandsehe strafwetgeving voor het krijgsvolk te water. In de daarop volgende bijeenkomst werd door den heer C. Brtjnings de wijze van het boren der Artetsische put bij het huis van arrest te Goes besprokentoegelicht door afbeel dingen van de voornaamste der daartoe gebruikt wordende werktuigen en opgehelderd door eene graphische voorstelling van den bodemmet overlegging tevens van eene verzame- 41 ling der verschillendedoor die boring tot dusver verkregen aardsoorten, welke, zoo als wij straks nader zullen mede- deelen, aan het genootschap is geschonken en met de meeste erkentelijkheid is aanvaard. In Maart behandelde de heer dr. C. A. Engelbregt het leven van don Carlosden kroonprins van Spanjenaar de laatste resultaten van het geschiedkundig onderzoek. De heer dr. C. M. Kan had in de vergadering van April tot onderwerp de bedrijven van Nebucadnezarals bevestiger der magt van Babyloniè en der grootheid van Babyion. Tn November deelde ons de heer dr. A. A. Fokker eenige levensbijzonderheden mede van dr. Ferdinand Gruijard naar aanleiding van zijn „Zeeuwsch treurtooneel." De lezingen van dat jaar werden besloten door den heer dr. F. Seelheim met eene verhandeling over den aardde wording en het voortbestaan der gleischers. In de eerste vergadering van 1867 sprak de heer dr. L. J. de Marree over eenige vogelenin het kabinet des ge- nootschaps voorhanden. In die van Februarij bepaalde de heer A. M. Cramer onze aandacht bij de profetiën van Jesaia, naar aanleiding van prof. Rutgersover de echtheid van het tweede gedeelte van Jesaia. In Maart hield de heer dr. H. Polman Kruseman eene voorlezing over de drie standen in het Romeinsche keizerrijk. In April de heer K. R. Pekelharing over Hendrik IV van Shakespeare. Dr. J. C. de Man besprak in de bijeenkomst van Novem ber de overblijfsels van het geloof aan devinatie in Zeeland; terwijl de heer «T. P. van Visvliet in die van de maand December eenige der oudste rekeningen van 's graven domeinen in Zeelandvan 1317 tot 1433 behandelde. De reeks der spreekbeurten in het jaar 1868 werd geopend door den heer J. H. Gerlach met eene voorlezing over de spin; waarop in de maand Februarij door den heer mr. G. A.

Tijdschriftenbank Zeeland

Jaarverslagen en naamlijsten KZGW 1817-1906, 2018 - heden | 1869 | | pagina 13