18 Het is te betwijfelen of de verwezenlijking van dit zoo lang gekoesterde denkbeeld op dat oogenblik van nut geweest zij. Het genootschap toch verkeerde reeds in een vergevorderden staat van kwijning. Wel vierde men nog den 28 Januari 1794 het vijf-en-twintigjarig jubilaeum, maar reeds een jaar later zag de thesaurier zich verpligt aan te kondigen (17) dat hij geene kans zag de zaken van het genootschap gaande te houden het getal directeuren was sterk afgenomende wanbetalingen en memorieposten werden telkens grooter, de renten op de provinciale obligatiën niet betaald daarenboven was een wissel van het genootschap geprotesteerd en werd het met eene procedure bedreigd door den directeur mr. A. F. Lammens wegens eene pretensie van 650. Yan nu af was de toestand van het genootschap onhoud baar. Men begon met geld op te nemen tegen een half per cent 's maandsverkocht Sumatra's goud uit de verzame ling van naturalia (18); opende in 1796 eene geldleening van 700 (19); en toen men in 1800 niet-kon slagen om het in eigendom toebehoorende huis voor schuld te verkoopen, be sloot men den 18 Februari 1801, dat de naturalia, boeken, medailles en verdere bezittingen zouden worden overgebragt naar het museum te Middelburgwordende daardoor het ge nootschap te Ylissingen feitelijk ontbonden. II. Het genootschap te Middelburg. De verplaatsing van den zetel van het genootschap naar Middelburg sluit de eerste phase van zijn bestaan volledig af. Het werd toevertrouwd aan een bodemdie volkomen geschikt scheen om het op de primitieve grondslagen te doen voortleven. Tal van beoefenaren en aanmoedigers van kun sten en wetenschappen hadden reeds het departement Mid delburg tot een zekeren trap van ontwikkeling en gunstige onderscheiding doen geraken, en dit scheen volkomen in staat om de moeder-maatschappij op te nemen en om zich ter handhaving harer regten en verpligtingen in haar op te lossen. 19 Terstond toog men aan het werk in hetzelfde gebouw waarin wij nog op den huidigen dag gevestigd zijn en waarin de liberaliteit van den edelen van de Peüee de destijds bestaande inrigtingen van kunsten en wetenschappen had we ten. te verzamelen (20)eene grondwet werd den 29 Juni 1801 vastgesteld; mr. N. C. LSjxbrechtsendie vroeger te Ylissingen, sedert December 1798 te Middelburg woonde, werd tot voorzitter gekozenen nadat den 7 April 1802 een reglement van orde was ingevoerd voor het perpetueel comité kon het genootschap de toekomst rustig verbeiden ook al mogt diezooals werkelijk in de eerste jaren het geval was aan uitwendige storingendie haren invloed niet deden uitblijvenbloot gesteld zijn. De betrekkingen met Ylissingen alras af te breken heeft weinig moeite gekost. Reeds in 1803 bezat het genootschap aldaar geen enkel directeur en slechts twee ledenzoodat den 23 Februari van dat jaar besloten werd om debij den overgang gemaakte bepaling, dat de algemeene vergadering te Ylissingen zoude gehouden blijven, te doen vervallen en om die vergadering voortaan in het Museum Medioburgense te doen plaats hebben; en toen den 5 October 1806 de titel aangenomen was van het Zeemosch genootschap der wetenschappen te Middelburgbestonden er verder geene andere dan geschiedkundige aanrakingspunten met zijn vroegeren zetel. Eene latere poging van het genootschap om door het uitschrijven van eene prijsvraag in 1817 (21) nogmaals de aandacht te vestigen op de weleer zoo belangrijke stad Ylissingen mislukte. De eerste jaren van het genootschap te Middelburg gingen rustig voorbij. Den 13 Augustus 1804 werd bij hetzelve een departement opgerigt van het doofstommen-instituut te Gro ningen (22), doch het was eerst in 1807 dat men de sedert 1792 gestaakte uitgaaf van zijne prijsvragen en verhandelin gen wederom opvatte en dat een le. deel van Nieuwe ver handelingen van het Zeeuwsch genootschap der wetenschappen

Tijdschriftenbank Zeeland

Jaarverslagen en naamlijsten KZGW 1817-1906, 2018 - heden | 1869 | | pagina 14