26 behoefde waardoor de grondslagen van het genootschap zon der schokken konden gewijzigd worden. Directeurenals beheerders van het genootschap en als eigenaars van zijne bezittingen, bevoegd om de inrigting te hervormen en van de noodzakelijkheid doordrongen om daar toe over te gaan, namen den 18 December 1861 een voor stel aan, dat later gebleken is beslissend te zijn geweest voor zijn behoud. Volgens dat voorstel, waarvan de wer king na drie jaren nader moest beoordeeld worden, zouden de leden te Middelburg, naar verkiezing, doch voorwaarde lijk de regten kunnen erlangen aan het directeurschap ver bonden, het bestuur alstoen van drie op zes leden gebragt het perpetueel comité afgeschaft en personen te Middelburg wonende door de vergadering tot leden kunnen genoemd worden. Het bleek na drie jaren, dat die bepalingen over het alge meen gunstig hadden gewerkt, dat hare instandhouding nood zakelijk was en het uitzigt gaf op eene toenemende verbete ring die, eenige vastheid erlangende, het middel zoude zijn om, onder invoering ter bekwamer tijd van eene goed gefor muleerde wet, eene volledige reorganisatie van het genoot schap tot stand te brengen. De tijd heeft aan al die eischen voldaan. Met den 1 Januari van dit jaar trad de bedoelde wet als de voltooijing van den overgang in werking. In deze zijn al de verbete ringsdenkbeelden zooveel mogelijk praktisch geformuleerd en de elementen opgenomen, die de vroeger bestaan hebbende afscheiding van directeuren en leden met uiteenloopende reg ten en verpligtingen konden doen wegvallen. Feitelijk intusschen verkeerde het genootschap alstoen reeds gedurende zeven voorbereidingsjaren in het derde tijdvak van zijn bestaan. Zal ik over een of ander uit dit tijdvak tot u spreken? Maar behalve dat ik daardoor uwe toegevendheid zoude rnis- 27 bruikeuzoo zijn de jongste gebeurtenissen evenzeer aan u bekend als zij mij zijn, en nog onlangs op uitgebreide en naauwkeurige wijze uiteengezet door den secretaris in het Verslag van het verhandelde in de algemeene vergaderingge houden den 15 November 1865. Wat na dien tijd het ge nootschap wedervaren is, zal dezelfde bekwame verslaggever u zoo straks mededeelen. Intusschen zult gij mij veroorlooven dat ik, na de ont wikkeling van den toestand zoo als hij daar voor ons ligt van het onderwerp niet alstap zonder een vlugtigen alge- meenen blik te werpen op het nut, dat in het bestaan en in den werkkring van het genootschap gelegen is: bij de mogelijkheid dat de gevoelens daaromtrent uiteenloopen. Het zou toch kunnen gebeuren, dat sommigen, ja de onscha delijkheid erkennende om de fata en gesta van eene hoog bejaarde instelling zelfs met eene zekere ingenomenheid in herinnering te brengenom bevredigd te schijnen met den toestand van het oogenblik en om eene toekomst te dulden die geene bepaalde reden oplevert om te worden afgesneden; dat sommigen zeg ik, de vrees koesteren of wij ons, opzig- tens het wezen van het genootschap, niet bedriegen, of wij ten zijnen aanzien aan geene zelfbegoocheling toegeven en of wij minstens geene overdrevene opvatting koesteren van den werkkring en het nut eener instellingwier taak is af gesponnen en die in den tijd waarin wij leven zonder be zwaar aan de vergetelheid zou kunnen worden prijs gegeven. Het komt mij voordat voor dien twijfel geen regtmatige grond bestaat; dat het daarentegen niet moeijelijk zal zijn om kortelijk aan te toonendat onze belangstelling in het genootschap geregtvaardigd is en dat wij reden hebben om zijn behoud te verlangen omdat hetook buiten ons ge waardeerd en gesteundaan eene steeds toenemende maat schappelijke behoefte voldoet. De middelen waarover het te beschikken heeft stellen het daartoe in staat. Onder die middelen neemt eene voorname plaats in eene

Tijdschriftenbank Zeeland

Jaarverslagen en naamlijsten KZGW 1817-1906, 2018 - heden | 1869 | | pagina 18