64
4
of openbarevooral de Nederduitsche scholenter meerdere be
schaving onzer natie, nog wel noodig. Hoe zoude dezelve op
de voordeeligste wijze kunnen ingevoerd en op eenen besten
digen voet onderhouden worden?" De vraag werd beant
woord door den hoogleeraar H. JKrom aan wien de gouden
eerepenning niet kon worden toegewezen dewijl hij lid was van
het genootschapdeze viel derhalve ten deel aan het naastbij
komend antwoord van K. tan der Palm, en eene zilveren
medaille aan D. C. tan Voorst. Al deze antwoorden zijn op
genomen in 's genootsehaps Verhandelingen8e deel, onder
toevoeging van verzameling van aanmerkingen uit de overige toe
gezondene antwoorden, en van een aanhangsel, behelzende eenige
uittrekselen uit de beoordeeling der verhandelingen over deze prijs
vraag, door Gr. J. Nahttijs.
BI. 12 (7). Deze Pransche geleerde, wiens naam vereeuwigd
is in het naar hem geheete gesteente Dolomietheeft zich zeer
verdienstelijk gemaakt door zijne geologische reizen die hij
steeds te voetmet den hamer in de hand en den zak op den
rug ondernam. Op die wijze onderzocht hij in 1777 Portugal
in 1778 Spanje, vervolgens Beneden-Italië en de Pyreneën.
In de jaren 1789 en 90 doorreisde hij de gebergten van Italië
Tyrol en Graauwbunderland en in 1791 in Prankrijk terugge
keerd is hij in 1796 tot ingenieur en hoogleeraar benoemd
en bij de oprigting van het instituut tot lid daarvan. Deel
nemende aan de expeditie naar Egypte had hij gelegenheid
om ook dit land geologisch te onderzoeken, tot de omstandig
heden medebragten om naar Prankrijk terug te keeren. Het
schip waarin hij daartoe den 7 Maart 1799 te Alexandrië werd
ingescheept, kreeg onderweg een lek en moest te Tarente op
de westkust van Calabrië binnenloopen. De bemanning werd
krijgsgevangen verklaard en Dolomiett is gedurende 21 maan
den in eene slechte gevangenis opgesloten en mishandeld ge
weest, veel gebrek lijdende en zelfs niet mogende lezen of
schrijven. Eerst bij den vrede van Napels in 1801 erlangde hij
zijne vrijheid wederen in Prankrijk teruggekeerd is hij Datt-
benton opgevolgd als hoogleeraar in de mineralogie aan het
museum van natuurlijke historie. In den herfst van genoemd
jaar ondernam hij nogmaals eene reis door het gebergte van
ZwitserlandSavoye en de Dauphinéwaarop hij in 1802 te
Chateauneuf in den ouderdom van 52 jaren overleed,
65
BI. 13(8). Zoo werd den 29-"fuli 1777 door den heer mr.
Daniel Radermacher heer van Nieuwerkerkde bekostiging
aangeboden eener gouden medaille voor eene vraag omtrent den
bouw van de doelmatigste schepen voor de Nederlandsehe Oost-
Indische compagnie. De vraag werd beantwoord door E. Lom
bard, Verhandelingen7e d., bl. 203), wordende ~W. Ddemans
met zilver bekroondVerhandelingen1. 1., bl. 300), terwijl mr.
Radermacher zelf aan die verhandelingen (bl. 361) Bijlagen
toevoegde tot nadere staving van het betoogde in de beide
antwoorden.
Eveneens waren de in aanteekening (2) aangegeven verhan
delingen van Calleneels en Harger de gevolgen van de
edelmoedigheid om de bekrooning voor zijne rekening te nemen
van den generaal-majoor, baron von Dopee, commandeur van
Hulst en onderhoorige fortencommanderende de troepen in
Zeeland.
Nog werd in de vergadering van den 28 Januari 1791 van
wege een onbekende het aanbod gedaan van 20 gouden duka
ten bij aldien het genootschap eene vraag wilde stellen betrek
kelijk zeker heester, genaamd Gloege of Kloege, eene in Indië
in het wild groeijende plantof zij overeenkomst heeft met de
Nopal waarop de cochenille voortteelt of wel de Nopal zelve is
en eindelijk welk nuttig en voor de O.-I. maatschappij voor-
deelig gebruik van de Gloege zoude kunnen gemaakt worden.
De vraag is uitgeschreven, in 1794 herhaald, doch nimmer be
antwoord.
Bl. 13, (9). Behalve het geschenk van ƒ1000, den 30 Octo
ber 1785 door den heer mr. W. tan der Beeke aangeboden
en waarvan op bladz. 17 in den text is melding gemaaktver
melden de notulen van 28 Maart 1786 eene gift van 400 voor
een douceur, van den gouverneur-generaal van Neêrlandsch-
Indië, mr. W. A. Al ting en die van 25 April van datzelfde
jaar een aanbod van den heer A. Moens in Indiëvan 1000,
indien het plan tot oprigting van een hospitaal voor oude en
onvermogende zeelieden mögt doorgaan.
Bl. 15 1 Het hier bedoelde geschil vond zijne aanleiding
in het al of niet voldoen van eene recognitie ten bedrage van
1000 vis. door mr. Adriaan Isaac Hitrgronje door de the
sauriers van Ylissingen geëischttoen hij naar Middelburg ver
huisd was bij zijne benoeming tot secretaris van de provinciale
5