52 teruggevonden, in liet Album der natuur voor 1867 geplaatst, de resultaten van dit zijn onderzoek heeft publiek gemaakt. Het komt hoofdzakelijk hierop nederdat zoowel het mi- kroskoop als de beide kijkers blijkbaar in dezelfde werkplaats zijn vervaardigd. Alle drie dragen den stempel van hooge oudheid en van afkomstig te zijn uit eenen tijdtoen de kunst om optische instrumenten te vervaardigen nog op een zeer lagen trap stond. Daar nu zegt de heer Harting „het inderdaad geenszins onwaarschijnlijk is, dat het mikro- skoop door Hans en Zacharias Janssen zou vervaardigd zijn zoo moet dit besluit ook tot de beide kijkers worden uitge strekt, althans in zooverre, dat ook deze in dezelfde werkplaats, ofschoon vermoedelijk eenige jaren laterzijn vervaardigd." Kunnen hier alleen slechts waarschijnlijkheidsgronden in aanmerking komen zonder dat daaruit voor alsnog het ze ker besluit kan worden afgeleiddat die werktuigen inder daad van Janssen afkomstig zijn, „zoo kan" schrijft ons de heer Harting nog verder in een bijzonderen brief „echter het Zeeuwsch genootschap der wetenschappen de vol doening smaken van mij gebragt te hebben eensdeels tot juis tere erkenning van het aandeel, hetwelk Zacharias Janssen in de uitvinding der verrekijkers heeft gehad, anderdeels tot de ontdekking der verloren gewaande lenswaardoor onze beroemde landgenoot Christiaan Huijgens een der manen en den ring van Saturnus heeft ontdekt." Door de heuschheid van den heer mr. J. J. Slicher van Dom burg, die zich daardoor eene blijvende aanspraak op onze erken telijkheid heeft verworven, zijn in den loop van het jaar 1866 aan het genootschap afgestaan de overblijfsels van de zooge naamde Nehalennia's, tot dusver in de kerk te Domburg bewaard. Het vervoer daarvan op een aantal met stroo bekleede wagens heeft niet zonder moeite en met groote kosten plaats gehad. Doch gaarne hadden wij dit daarvoor over. Wij hielden ons overtuigd, dat de Nehalennia's nergens beter op hare plaats konden zijn, dan juist in de verzameling 53 van dit genootschap, dat ten allen tijde met loffelijk en ijver voor haar behoud heeft gewaakt. Eere derhalve den heer Sliciier, die door zijne handel wijze de kroon heeft gezet op hetgeen het Zeeuwsch genoot schap reeds voor jaren in het belang van de Nehalennia s heeft gedaan. Mogt het genootschap in de erkentelijkheid „van dezen of genen oudheidkenner belooning vinden voor „de opofferingen, welke het zich in de behartiging van deze „wetenschappelijke belangen heeft willen getroosten." Met die woorden besluit ons medelid dr. L. E. J. Janssen de voorrede van de door hem op kosten van het genoot schap in het jaar 1845 gemaakte beschrijving en afteekening van de Nehalennia'sin welk werk ook melding wordt ge maakt van de koperen platen met de daarop gegraveerde afbeeldingen van de Domburgsche oudheden, weleer door H. Cannegieter, op verzoek van den heer van Domburg be zorgd en bestemd om in druk te worden uitgegeven. Die platen heeft de heer Slicher ons ook geschonken; zij staan echter verre achter bij de even bedoelde afteekeningen van den heer Janssen, die met artistisch-palaeographische juist heid zijn uitgevoerd. Van meer belang voor onze Domburgsche verzameling is nog de urn van donker graauwe kleurgebakken uit zware klei, in 1817 gevonden te Domburg bij eene der geraamten van de aldaar in de vorige eeuw aan het strand ontdekte oude begraafplaats, in den zomer van 1866 door het gemeen tebestuur aan het genootschap welwillend geschonken. Van dezelfde plaats afkomstig zijn ook de zilveren ketting, speld en beide muntstukjesdie wij in het vorige jaar van den heer C. D. Tielenius Kruytiioee hebben gekregen. Door een en ander nam de uitgebreidheid der afdeelmg Domburgsche oudheden, aanzienlijk toe. Zij begon een zeer belangrijk geheel te vormen, dat echter tot nu toe in ver schillende kamers verspreid was. In overleg met de directie van het natuurkundig gezelschapals eigenaar van de ge- 7 A

Tijdschriftenbank Zeeland

Jaarverslagen en naamlijsten KZGW 1817-1906, 2018 - heden | 1869 | | pagina 31