58
v
Tot nu toe heeft aan de Zeeuwsche Fauna nog altijd eene
collectie van inlandsche insecten ontbroken. Wèl hadden
wij eene entomologische verzameling, althans van de vlin
ders maar zij verkeerde in zulk eenen deerniswaardigen
staat, dat zij ter naauwernood verdiende genoemd te worden.
De conservator, de heer J. H. Gerlach, zag dan ook geen
kans haar met de hem ten dienste staande middelen tegen
verderen achteruitgang te bewaren. Door aankoop is het ge
nootschap echter thans eigenaar geworden van de ook elders
gunstig bekende verzameling van de heeren P. en G. de
Bruijne alhierwaarvan twee afdeelingendie der coleoptera
en lepidoptera (schildvleugelige en schubvleugelige)geheel
aanwezig zijn, terwijl uien ijverig voortgaat met de verza
meling van hetgeen nog mogt ontbreken aan de afdeeling
der hemiptera hymenopheradiptera, orthoptera, inyriapoda
en neuropteramet andere woorden der wandsenbijen en
wespenvliegensprinkhanen duizendpooten en glazenma
kers. Tevens is de catalogus der verzameling onderhanden
en zal zij nog dit jaar met die der overige het licht zien.
De aan de zorg van den heer dr. F. Seelhicim toevertrouwde
mineralen en gesteenten zijn nog op dezelfde wijze als vroe
ger volgens het stelsel van Kobell gerangschikt. De mine
ralen werden door eenig kopererts vermeerderd en de delf
stoffen door de aardstalendie tot November 1867 bij de
putboring te Goes zijn verkregen, van af 145 el tot 152 el
dieptetelkenmale met een half el opklimmende.
De verzameling van conchyliën bevindt zich in eenen uit
muntenden toestand; jaarlijks komen er nieuwe species bij
sedert 1865 een veertigtal, voornamelijk door den ijverigen
conservator dr. Y. Kbijzer zeiven bijgedragenof geschonken
door dr. G. van Hennekeler, dr. A. A. Fokker, dr. M.
H. Damme en C. D. Ttelenius Kruythoe. Bovendien is
de conservator ten vorigen jare begonnen van de hem toe
gestane gelden gebruik te maken om zooveel mogelijk de
ontbrekende geslachten te completerenten einde hijdie van
59
conchyologie zijne studie wil maken, in het kabinet van het
Zeeuwsch genootschap ten minste één vertegenwoordiger van
een geslacht kan vinden. Sinds dien tijd zijn er reeds twee-
en-twintig nieuwe geslachten aangekocht, die behoorlijk ge
classificeerd en met naambriefjes voorzien, ter bestemder
plaatse in de vitrines zijn neergelegd. Ook de catalogus
van deze verzameling zal weldra gedrukt worden.
De Flora van Walcheren, van welke het moeijelijk is een
kort verslag uit te brengenwordt door den heer dr Gvan
Hennekeler steeds vermeerderd. Wederom liggen thans ver
scheidene portefeuilles gereed om naar het museum te wor
den overgebragt.
De verbouwing van de tuinkamerwaarvan wij hiervoren
reeds met een enkel woord gewaagden, en hare inrigting tot
leeskamer had plaats in het voorjaar van 1866. Daardoor
werd voldaan aan het algemeen verlangen om de leesinrig-
ting in een licht en vrolijk lokaal te zien geplaatst. De
bemoeijingen van het bestuur te dien opzigte mogten zoo
zeer de goedkeuring van directeuren en leden verwerven
dat deze op voorstel van eenigen hunner al dadelijk eene
niet onaanzienlijke som hebben bijeengebragt tot den aankoop
van het nog benoodigde ameublement en van eene pendule.
Toen een en ander was aangeschaft is het in eigendom aan
het genootschap overgedragen. Wij mogen ons thans niet
alleen verheugen in een aangenaam, goed ingerigt vertrek;
ook van de tijdschriften en brochures, daar ter lezing neer
gelegd, waarvan eene geschikte keuze echter niet altijd even
gemakkelijk iswordt hoe langer hoe meer gebruik gemaakt.
Onze betrekkingen met andere instellingen en genootschap
pen zoo binnen als buiten 's lands zijn in den laatsten tijd weder
eenigzins uitgebreid. Binnen het rijk stelden wij ons in het
jaar 1867 voor het eerst in betrekking met het provinciaal
museum van oudheden in Drenthe, builen 's lands in dat
zelfde jaar met de Société fran^aise de numisinatiqne et d ar
chéologie te Parijs. Ook de openbare bibliotheek te Mei-