67
66
rekenkamer. Over de regtrifatigheid van die vordering ten be
hoeve van de stad Ylissingen waren de gevoelens zeer verdeeld
en hevige debatten waren daarover gevoerd in de raadsverga
deringen van den 27 Januari en 3 Februari 1770, zonder dat
men tot een vergelijk kon komenterwijl de omstandigheid dat
de regerende burgemeesters, mr. A. P. Lambrechtsen van
Ritthem en mr. N. van Hoorn van Burght door den pen
sionaris L. C. van Sonsbeeck buiten den raad om een advies
hadden doen innemen van twee van de beroemdste regtsge-
leerden in Hollandop zeer beleedigende wijze door eene fractie
van de vergadering werd afgekeurd. Tengevolge van dit ge
schil waaraan bijkomende aanleidingen en persoonlijke veeten
waarschijnlijk het hare zullen hebben bijgedragennamen den
28 April 1770 mr. C. van Citters mr. I. Winckelman O.
BE Chtjij, F. P. VAN GtOEthem mr. P. Changuion en mr. S.
M. Snotjck Htjrgronje hun ontslag als leden van den raad
en uit al de daaruit voortvloeijende bedieningen, waarmede zij
bekleed waren.
BI. 16 Nadat reeds vroeger (14 Januari 1764) door de
■regering van Ylissingen een verzoek van den majoor A. Otto
van het regiment van den luitenant-generaal Smissaert tot
toelating van de openbare roomsch-catholieke eeredienst ten
behoeve van het garnizoen was toegestaandoch den 21 daar
aanvolgende, naar aanleiding van verzoekschriften van de Ne
derduits ch-h ervormdeFransche en Engelsche kerkenraden en
van 124 burgers die vergunning wederom buiten effect was ge
steld wendden zich in 1778 eenige Duinkerksche kooplieden
die zich ter zake van den oorlog tusschen Frankrijk en Enge
land te Ylissingen hadden gevestigdmet een gelijkstrekkend
verzoek tot het bestuur. Bij resolutie van den 25 Juni van dat
jaar stond dit aan de supplianten toe om de roomsche gods
dienst in alle stilte en zedigheid op de gewone wijze in deze
landen gebruikelijk van nu voortaan gemeenschappelijk uit te
oefenen en deed het aanwijzing van een terrein in het Nieuw Tim
merwerf, om aldaar eene kerk te bouwen, terwijl de regenten
overeen kwamen om op geene recriminatiën tegen dit besluit
van welke zijde ook acht te geven. Werkelijk hield men
zich aanvankelijk aan deze laatste overeenkomst. Den 21 Au
gustus wees de regerende burgemeester Caen een adres van
de burgers tegen het genomen besluit van de hand, waarvan
het gevolg wasdat deze zich,* wendden tot den erfstadhou
der, aan wien tegelijkertijd een adres tegen de uitvoering er
van werd toegezonden door een aantal landlieden van het ei
land Walcheren.
Deze waren gereedelijk gevonden om tegen de toelating van
de roomsche godsdienst te Ylissingen in verzet te komen.
Reeds sedert geruimen tijd bestond ten plattelande een groot
misnoegen tegen de regering, opgewekt en gevoed door het ver
breiden van vliegende blaadjes waarin de vrijheidde regten
en de souvereiniteit van het volk werden gepreconiseerd. Het
houden van geheime vergaderingen droeg bij om politieke harts-
togten op te wekken en in 1775 namen deze tegen de Directie
van het eiland eene oproerige houding aanterwijl het nood
zakelijk was geoordeeld om den 18 Juni 1777 zekeren Isebrand
Linse Borg graat timmerman te Westkapelle, om politieke
redenen uit die stad te bannen.
Naarmate nu in Ylissingen de beslissing van den erfstad
houder met ongeduld verbeid werd en die beslissing uitbleef
nam de ontevredenheid hand over hand toein Ylissingen en
daar buiten waren de orthodoxen ijverig in de weer om het
dreigende gevaar voor de hervormde godsdienst te exploiteren
en sommige predikanten wakkerden van den kansel de meer
en meer opwellende beweging aan. Reeds in het begin van
October werd de regering met een oproer bedreigd bijaldien
de uitoefening van de roomsche godsdienst niet werd opge
schort en kon men ditmaal het nog bedwingen door de inge
roepen en gewacht wordende beslissing van den stadhouder als
eene afleiding te bezigenaldra herhaalden zich de eischen
van de burgerijaan welke zich vele landlieden hadden aange
slotenen de regering zag zich genoodzaakt den 16 October
tot voorkoming van verder oproer om toe te geven en om het
besluit tot uitoefening van de roomsche godsdienst tijdelijk bui
ten werking te stellen.
Aangemoedigd door het verkregen resultaat plantte de oproe
rige beweging zich voort en had zij den 2324 en 26 October
tengevolge dat de regering van Westkapelle genoodzaakt was
te verklaren dat de gebannen Borggraae hiervoren genoemd
de vrijheid erlangde om aldaar als burger te wonen, zijn am
bacht uit te oefenen voorts dat hij schadeloos zou gesteld
worden en in zijne eer hersteld. Onder een grooten toevloed