68
van menschen heeft de genoeïnde persoon te paard gezeten zijn
intogt in Westkapelle gedaan.
Het werd alsnu ook meer dan tijd dat het gezag zich na
drukkelijk liet gelden en terwijl een gedeelte van het garnizoen
van Yeere in Westkapelle werd gelegd en cavallerie uit Ber-
gen-op-Zoom naar "Walcheren werd gezonden en in de drie
stemmende steden van het eiland (Middelburg, Ylissingen en
Yeere) ingekwartierd, is in het begin van de maand November
door gevangenneming van eenige heethoofdenonder welken
zich bijzonder onderscheiden hadden zekere landman Cornelis
de Korte en de predikant van Zoutelande Lambertus Bos
boom, aan deze oproerige bewegingen een einde gemaakt.
Dat overigens het voorgevallene te Ylissingen voor het
Zeeuwsch genootschap aldaar niet ongemerkt voorbij ginglaat
zich gereedelijk verklaren uit de omstandigheid dat de predikant
Justus Tjeenk eerste secretaris van het genootschapeen
openbaar opposant was tegen de toelating van de roomsche
eeredienst en in dit opzigt lijnregt over stond tegen zijn ambt
genoot Jona Willem te Water.
BI. 1612). Om niet te spreken van de aanleiding tot ge
schil, die de vermelde toelating van de roomsche godsdienst
te Ylissingen in 1778 heeft opgeleverd, waaromtrent Justus
Tjeenck bekend stond als in geenen deele de openbare daden
van verzet af te keuren, verwijzen wij naar de notulen van
het genootschap van 30 October 1781 en vervolgens en de
aldaar uitvoerig vermelde hooggaande oneenigheid tusschen
den voorzitter Winckelman en den secretaris Tjeenck, ont
staan door het laten bezorgen door dezen van een program
der laatst gehoudene algemeene vergadering van het genoot
schap aan den eersten burgemeester van Ylissingen en zulks
door een oppasser.
BI. 17 13). Mr. N. C. Lambrechtsen in zijne aanspraak
gehouden in de vergadering van 21 Januari 1818.
BI. 17(-0). Dit aanbod werd 4 Maart 1769 gedaan.
BI. 17, (,5). Den 30 Maart 1773 vergaderde het perpetueel
comité van het genootschap voor het eerst in een (huur)lo-
kaalterwijl men tot dusver ten huize van een der leden bij
beurtwisseling was bijeengekomen.
BI. 17 16). Mr. Willem van der Beeke was pensionaris-
honorair van 's lands van den vrije te Sluis, raad extraordinair
69
van Neêrlandsch-Indië te Batavia en sedert 1776 directeur van
het genootschap. Blijkens de notulen van den 30 October 1785
waarin van zijne gift melding wordt gemaakt, was hij lid van
het departement Middelburg.
BI. 18, (1T). Notulen van 29 Juli 1795.
BI. 18, (18). Het genootschap bezat rijke gouderts van Su
matra en van Ternate. Yoor het verkochte in 1795 bedong en
verkreeg men de volle waardedie na aftrek van smelt- en
essaailoon 146188 bedroeg. Notulen van den 19 Augus
tus 1795).
BI. 18(,9). Bij deze geldleening werden al de eigendommen
van het genootschap gehypothekeerd. Zij was verdeeld in ac
tiën van 50tegen eene jaarlijksche rente van vijf ten
honderd. Notulen van 29 Januari 1796).
BI. 19, (20). Die inrigtingen waren behalve het departement
van het Zeeuwsch genootschapde akademie der teeken-
schilder-, beeldhouw- en bouwkunde en het natuurkundig ge
zelschap. Den tuin tot het huis behoorende had van de
Perre bestemd voor de broederschap der kruidkundigen.
BI. 19, (2I). Het genootschap verlangde bij prijsvraag n°.
81een geschiedkundig verhaal van den oorsprongaanwas
„en de verdere lotgevallender stad Ylissingen, van de oudste
„tijden af tot heden, met vermelding van de roemrijke man-
„nen, die aldaar geboren zijn en gebloeid hebben."
Op deze prijsvraag, herhaald bij de programmata van 1818
1821 en 1824, is nimmer een antwoord ingekomen.
BI. 19, (22). Dit departement is als nog in wezen en telt
blijkens het den 22 Juni 1868 uitgebragt verslag, 78 leden en
begunstigers.
BI. 20, (23). Aanbiedingen tot bekostiging eener medaille
voor de beantwoording eener vraag over een gegeven onder
werp waren in deze eeuw minder gebruikelijk. Slechts ééne
prijsvraag (n°. 85) had hare uitschrijving daaraan te danken.
Zij werd opgenomen in het programma van 1816betrof een
onderzoek naar de vermenigvuldiging der zeehonden op de kus
ten en in de stroomen van ons gewest, het nadeel daarvan
voor de visch en de middelen tot verbeteringen was gesteld
voor rekening van jhr. J. H. Schorer, gouverneur der pro
vincie Zeeland. Andermaal bij het programma van 1818 her
haald is de vraag onbeantwoord gebleven.