n°w tT d k' Gaame erkennen daa™
14
Niet minder openbaarde Mch de algemeeno belangstelling
op andere w.jze door de menigte van geschenken
dip aan w xi- bescnenJsen zn natura.
oudheden P t0evl°eiden schilderijen,
Ïe gebied 'mngen e" mUDten' V°0rWerfe"
^Jhe geschiedenissotnmtge daaronder van groote waarde
werden voortdurend aangeboden, en legden L grond vooi
uitmaken"8611' 'k™* de" Tan het ge"Ootschap
rtmaken, voor zoover zij niet daaruit verwijderd zijn wegens
D™ Tb 'h t T andCre daarvoor beslaande redenen.
Dat toch het oordeel over de waarde van de bedoelde
- -
as zal memand bevreemden en nog zijn voor
werpen ui e jeugd van het genootschap aan te wijzen die
n wetenschappelijke waarde ontbloot, uit een beginsel van
p.ete.t zijn bewaard gebleven en aan welken als Lw™
belangstelling van een enkelen alsnog ten deel valt Het
moge niet ongepast zijn om „peen tweetal van die voorwe
pen de aandacht te vestigen. r
Seeds bij het binnentreden van het huis, waarin de ver
zamelingen van het genootschap zich thans nog bevinden
li 6! ;Tek6r,het dC T00rgamte* Sepbudste zooge
naamd buffet ,n het oog, van hoorns, schelpen en zeeg"
wassen der tijd door den geneesheer Jon Bastek te L
n zee vervaardigd en ten jare 1775 als. een legaat aan het
.eduld van den maker en zijn eerbied voor de voorwerpen
er natuur om die door eene kunstmatige groepering eene
verhoogde aantrekkelijkheid te geven, maar voor den m!„ dër
verloren aantrekkelijkheid van weleer hare waarde
Pwfff' eigenaardlS was de algemeene vreugde, die de
Egyptische mummie in 1783 bij directeuren te weeg brawt
en waaromtrent dezen den 25 Maart van dat jaar den se
Cretans last gaven om voor dit geschenk van den heer
1 Moms, „de nood,ge en best mogelijke voorzorgen te
willen nemen tot conservatie en am deszelfs beschouwinge ge
makkelijker en aangenamer te maken." De ingenomenheid
met dit voorwerp is slechts langzaam weggestorven, zijnde
zij het langst gehandhaafd door den voorganger van onzen te-
genwoordigen custosdie het als de merkwaardigste bijzon
derheid in het bezit van het Genootschap aan den bezoeker
plagt voor te stellen.
Zeer uiteenloopend overigens is de aard geweest van de
schenkingen, die aan het genootschap zijn ten deel gevallen.
Meerendeels heeft men haar ten allen tijde aanvaard en zelfs
waren directeuren overvloeijende van dankbaarheid hoewel
toch niet zonder ernstige bekommeringtoen zij den 80 Au
gustus 1785 in hunne vergadering het berigt ontvingen, dat
de reeds genoemde heer A. Moens hun een levenden orang-
oetang van Borneo had toegezonden. Gelukkig is het dier
nooit aangekomen en zijn directeuren daardoor ontheven
geworden van de opname van een geschenkdat niet zoo
gemakkelijk zoude te behandelen geweest zijn als de mummie.
Waren de hulpmiddelen van het genootschapzelfs bij het
genot van veelzijdige belangstelling en ondersteuningniet
in verhouding tot de bestaande behoeften ter in standhouding
van een in korte jaren opgevoerden toestand van bloeinog
minder waren de tijdsomstandigheden geschikt om de na-
deelen van die wanverhouding te verbeteren. Men moet zich
zelfs integendeel verwonderen, dat de staatkundige beroerin
gen die de reeds destijds bestaande spanning onder de bur
gers van Ylissingen zeer deden toenemen, niet nog van
grooteren invloed zijn geweest op den gang van zaken in
het genootschap. Met een enkel woord staan wij hierbij stil.
Reeds een jaar na de oprigting van het genootschap (in
1770) ontstond een geschil tusschen de regenten van Vlis-
singen (10)dat ten gevolge had dat zes leden van den
raad, onder welken mr. Isaak Winckelmanmr. Paul Chan-
guion en mr. Steven Mattijs Snouck Hurgronje, direc
teuren van het genootschapals zoodanig hun ontslag namen