op den stempel van het genootschap en aan de keerzijde
voorzien van het inschrift: nM'\ F°. LanUheeroptime de
societate merito1874." Eene hulde, welke, gedurende het
110-jarig bestaan van het genootschap, nimmer aan een di
recteur of lid van die instelling mocht te beurt vallen.
Slechts, korten tijd mocht hij deze zoo welverdiende onder
scheiding overleven. Den 4 September 1877 overleed hij
in 58-jarigen leeftijd, de man, die zoozeer door eene zeld
zame vereeniging van uitblinkende geestesgaven heeft ge
schitterd, en wiens hoedanigheden de achting en de sym
pathie afdwongen van allendie het voorrecht hebben
genoten, zijn werkdadig leven van nabij gade te slaan.
Het bestuur zag zich tot zijn leedwezen verhinderd, om
te voldoen aan de vereerende uitnoodiging van curatoren,
rector en senaat der hoogeschool te Leidenom het ge
nootschap te vertegenwoordigen bij de viering van het derde
eeuwfeest dier hoogeschool op den 8 Eebruari 1875en
de bij die gelegenheid te houden feestrede bij te wonen.
De secretaris mr. Gr. N. de Stoppelaar vertegenwoordigde
het evenwel op het XIYde Nederlandsch taal- en letterkun
dig congres, gehouden te Maastricht.
De Nederlandsche Entomologische vereeniging hield den
17 Juni 1876 hare 31e zomervergadering te Middelburg.
Onze lokalen en verzamelingen werden ter harer beschikking
gesteld. Den volgenden dag deed zij een tocht naar Oost-
kapelle en Domhurg, met het doel om insekten te verza
melen. Uit de vangst bleek opnieuw de groote dieren-
rijkdom op Walcheren.
Het genootschap verleende verder zijne geldelijke onder
steuning aan het comitédat zich uit het hoofdbestuur der
JNTederlandsche maatschappij voor tuinbouw en plantkunde ge
vormd had voor eene plechtige herdenking van den 10O-ja
rigen sterfdag van Linnaeusop den 10 Januari 1878en eene
daarmede gepaard gaande tentoonstelling van voorwerpen op
Linnaeus betrekking hebbendein een der lokalen van
71
het koninklijk zoölogisch genootschap: IMatura artis ma-
gistra" te Amsterdam.
Ook aan de hulde ter nagedachtenis van onzen grooten
Tondel, bij gelegenheid van den 200sten gedenkdag van
zijn overlijden op den 5 Eebruari 1679 te Amsterdam
op plechtige wijze gevierdmeenden wij ons niet te mogen
onttrekken. Op uitnoodiging van het bestuur heeft de heer
T. H. de Beer, lid van het genootschap, vroeger te Goes
doch thans te Amsterdam gevestigd, zich welwillend bereid
verklaard, het Zeeuwsch genootschap daarbij te vertegen
woordigen.
Tot ons leedwezen moesten wij in het vorig verslag ver
melden, dat de alhier in 1856 opgerichte plaatselijke com
missie voor meteorologie (op den oceaan) door het overlijden
of het vertrek van de meesten harer ledenen de weinige
belangstelling in de zaak bij den kwijnenden toestand der
scheepvaart alhier, feitelijk was ontbonden.
Daar voor deze laatste bij den aanleg der grootsche spoor
weg- en kanaalwerken op Walcheren, zoowel hier als te
Ylissingen eenige hoop op verlevendiging bestond, is, in
overleg met den directeur van het koninklijk Nederlandsch
meteorologisch instituut te Utrecht, en overeenkomstig zijn
verlangenzoodanige commissie opnieuw in het leven geroepen.
Zij werd op het einde van 1876 andermaal geconstitueerd
en bestond uit de heeren H. D. Slegt, voorzitter, B. A.
Eokker, dr. W. Kapteijn, secretaris, W. Alberts, O. O.
Termeer en J. Luteijn, de beide laatsten te Tlissingen woon
achtig. De heer dr. W. Kapteijn, als hoogleeraar naar
Utrecht vertrokken, werd als lid en secretaris vervangen
door den heer Dr. H. Japikse.
Uit hare bij het genootschap ingediende jaarverslagen
blijkt, dat zij met den meesten ijver hare werkzaamheden
heeft hervatofschoon zij zich tot dusver nog over weinig
resultaten der door haar in het werk gestelde pogingen heeft
kunnen verheugen.
70