80
ken aanleiding* gaf; tevens vertoonde hij drie plantenals
geheel nieuw voor de Flora van Walcheren.
Behalve meer andere sprekers leverde dr. J. C. de Man
eenige bijdragen over de door schenking ontvangen zoölogi
sche voorwerpen o. a.over den in het 5e district van Zeeland
levenden boomkikvorscheen diertje dat men op de eilan
den niet vindt, verschillende reptilia afkomstig van de
Congo rivierhet krokodillenei met een daarin bevat
foetusden vroeger vermelden Elandshoorn uit de Schelde
een zeer grooten paardensteenvolkomen overeenstemmende
met eene afbeelding in de Bijdragen voor Dierkunde van
Amsterdam, een in Walcheren gevangen otter, en de
onderscheidene soorten van garnaal of steur, die men in
of rondom Zeeland vindt.
Dezelfde deelde Craniologische opmerkingen mede over
schedels gevonden boven de poort van het Fort Rammekens,
over andere gevonden te Reimerswale en over den zooge-
naamden processus frontalis van het slaapbeen, zooals die
bij vele Chineesche schedels voorkomt (zie Diss, de heer
P. de Koning, Leiden 1877).
Zoo gaf ook de door het genootschap geplaatste en door
het publiek gaarne geraadpleegde barometer en thermometer
aanleiding tot menige bespreking, waarbij tevens werd ge
demonstreerd de zoogenaamde maximum en minimum ther
mometer van Bellini.
Onder anderen meer hield de sectie zich naar aanleiding van
een voorstel van den heer P. J. Neyt, met de bekende
vliedbergen bezig en werd eindelijk nog besproken een
merkwaardig maar onverklaarbaar gebleven verschijnsel, dat
men bij iemand had waargenomendie door den bliksem
was getroffen.
Nadere bijzonderhedender vermelding waardig in dit
verslagzijn in de laatste vijf jaren niet voorgevallen.
81
Het was ons aangenaam in het weinige, dat wij slechts
in vluchtige trekken in uwe herinnering meenden te moeten
terugroepen, te mogen wijzen op den bevredigenden toe
stand waarin het genootschap en zijne verzamelingen ver-
keeren, op de veelvuldige werkzaamheden, welke zoo in de
maandelijksche bijeenkomsten als in de afdeelingen verricht
werden, op de belangrijke van wege het genootschap uit
gegeven werken en op hetgeen gedaan werd tot instand
houding van onze betrekkingen met onderscheidene weten
schappelijke instellingen.
G. N. DE STOPPELAAR,
Secretaris.
April 1879.
6