Mijn eerste veronderstelling heeft te maken met de interesse van velen in en bui
ten Zeeland voor dit gewest, voor de boeiende geschiedenis en voor vele andere
aspecten ervan. Zij willen daar op wetenschappelijk niveau over geïnformeerd
worden of er zelf actief mee bezig zijn en vinden elkaar in een vereniging die aan
hun wensen voldoet. In Zeeland is het Genootschap zo'n vereniging, namelijk al
lange tijd de gewestelijk en wetenschappelijk georiënteerde kers op de rijke taart
van regionale heemkundige kringen in onze provincie. Met de collectie, de werk
groepen, het jaarboek Archief, het tijdschrift Zeeland en andere publicaties geven
de leden - actief of passief - invulling aan de doelstellingen van het Genootschap.
Dus mijn eerste veronderstelling is dat het Genootschap een onmisbare rol ver
vult in cultureel en wetenschappelijk Zeeland. Het lijkt mij dat dit geldt voor alle
250 jaar van ons bestaan, zij het dat de invulling ervan per periode steeds weer
anders is geweest, aansluitend aan de geest van de tijd. Het belang van deze rol
werd nog vergroot door het tot voor kort ontbreken van een universitaire instel
ling in Zeeland.
Mijn tweede veronderstelling heeft te maken met het belang van de collectie
van het Genootschap. Al meteen in de beginjaren zijn de leden enthousiast be
gonnen met het verzamelen van allerhande voorwerpen, variërend van boeken,
handschriften, kaarten, prenten, kunstvoorwerpen, munten, penningen tot etno
grafica, naturalia en archeologische voorwerpen. Leden werden gestimuleerd, in
de begintijd zelfs verplicht, om iets bijzonders te schenken aan het Genootschap.
Vooral doordat de collectie tentoongesteld kon worden, trok ze bezoekers van
binnen en buiten Zeeland. Ook stimuleerde de collectie Zeeuwse leden van het
Genootschap zich als conservator met de collectie bezig te houden. De collectie
breidde steeds verder uit en omvat nu zo'n 250.000 voorwerpen. Dan tellen we
wel elke schelp en haaientand mee. Velen onderkennen dat het Genootschap - in
nauwe samenwerking met onze bruikleennemers - goed op zijn collectie past
en schenken ons, ook vandaag de dag, bijzondere objecten, waarvoor wij hun
zeer dankbaar zijn. Mijn tweede veronderstelling is dan ook dat het besef dat
onze collectie van grote culturele en wetenschappelijke waarde is, een belangrijke
drijfveer is geweest om bij dieptepunten toch door te gaan met het Genootschap.
Wat mij in de feestredes van mijn voorgangers ten slotte is opgevallen, is dat
het Genootschap zich na dieptepunten op een of andere manier weer herpakt
en noodzakelijke reorganisaties doorvoert. Mijn derde en laatste veronderstelling
is dan ook dat er, als het wat minder gaat, iedere keer weer voldoende Genoot
schapsleden zijn die zich voor vernieuwing van het Genootschap willen inzetten.
J UBILEUMCOMMISSIE
59