m
KATHOLIEKE ILLUSTRATIE
3r
werd en dat hij van de wereld öf veel gezien óf veel
gehoord had. Een vrouw als zijn echtgenoote verried
haar innerlijke waarde niet door haar vaste geslotenheid
en juist onder de boerenvrouwen waren er meer met
dien levenswijzen blik. Maar toch had ze iets uitzonder
lijks en door 'n klein trekje openbaarde zich nu en dan
haar hoogere beschaving,
De pastoor had op die opmerkingen weinig gezegd,
alleen verteld, dat de Beukels 'n goeie twintig jaar in
het dorp woonden en dat hij ook wel eens van hun bete
re afkomst had hooren verluiden.
Voor Han had kapelaan De Brouwer sympathie
opgevat. In dien jongen moest méér steken dan zijn
omgeving vermoedde en hij voelde lust om het voor
den dag te halen. Misschien gleed dan ook de eenigszins
bittere trek weg, dien hij dikwijls om dien jongen
mond zag.
„Je bent niet met de fiets, hè Nou, als je er niets op
tegen hebt, dan loop ik 'n eindje met je mee. M'n oogen
doen pijn van al den rook, die hier geproduceerd is, en
misschien ook wel van 't ingespannen lezen."
Ze wandelden samen langs de kerk, het plein over en
naar buiten, 't Was nu heelemaal donker geworden en
de zomeravond welfde over de wijdte, bekoorlijk stil.
Uit de huizen van 't dorp kwam weinig gerucht en
de akkers langs den zandweg lagen verlaten.
De beide jongemannen praatten vertrouwelijk en
met de geestdrift van nog niet bekoelde jeugd. De
kapelaan, die zich 't gemakkelijkst uitte, sprak 't meest.
Bijna voortdurend had hij 't weer over zijn groote
liefhebberij het tooneel. Zóó had hij ook nog met
niemand over dit onderwerp kunnen spreken en al
voelde hij wel even, dat zijn idealen in deze beperkte
omgeving vluchtig waren als ijle fantasie> hij liet zich
gaan, om eens 't genot te kennen van 'n ongestoorden
mooien droom.
En ofschoon Han in het half uur dat ze samen liepen,
al heel weinig gezegd had, dacht de spraakzame jonge
priester bij het afscheid „Die Beukels is 'n kerel met
'n verbazend helderen kop en zijn ideeën zijn beslist
interessant
j an de repetitie-avonden in het dorp/ al ontbrak
Han er niet één keer, werd op het groene eiland
maar weinig vernomen de jonge lief-
hebberij-tooneelspeler sprak er zelden
over. In het begin had zijn vader hem
dikwijls gepolst.
„Vooruit, Willem de Zwijger, vertel
nou toch 'ns, wat jullie daar op touw
zetten, 't Zijn toch geen geheimen Is 't
'n grappig stuk of moet 'k 'n grooten
zakdoek meenemen
Maar Han, die met zooveel overtuiging
betoogd had, dat deze tooneeluitvoering 'n
gebeurtenis moest worden waar het heele
dorp in meeleefde, kon er maar niet toe
komen, zijn luidruchtigen vader alles [in
den breede te verklaren.
Misschien als zijn moeder er naar ge
vraagd had, dan zou hij wel woorden
gevonden hebben om de bedoelingen van
kapelaan De Brouwer en zijn club te ver
duidelijken. Maar zij had hem alleen,
toen ze in een hoek van de huiskamer
toevallig dicht bij elkaar zaten, zoodat ze
iets zeggen konden zonder door de
anderen gehoord te worden, ernstig en
koel gevraagd
„Waarvoor doe je 't, Han
„Omdat mijnheer De Brouwer 't me
gevraagd heeft."
„Daarom alléén
„Nou ja, óók omdat ik 't niet onple
zierig vind, eens wat anders te doen dan
schoenen te flikken."
Toen had ze weer dat eigenaardige,
vreemde in haar gezicht, dat haar man
prikkelde en haar kinderen stil maakte.
Dan was haar stem 'n beetje scherp.
„Om geen enkele betere reden Als [je
maar ja zegt, weet ik wel genoeg."
„Jawel, moeder
Daar zweeg ze op, alsof ze nu tevreden
gesteld was.
Eens was er 'n heftige twist ontstaan
tusschen Han en George, omdat de
jongere broer net zoolang op 't kamertje
van den oudste gesnuffeld had, tot 't
tooneelstuk hem in handen viel. Hij las
't achtereen uit en begon er 's avonds in
de huiskamer over.
„Zeg Han, dat stuk van jullie is
heelemaal niks voor de kaffers van
Lutteraar
„Waar heb jij 't over, George vroeg juffrouw
Beukels scherp.
„Nou ja, ik zei kaffers, maar ik kan me ook wel
anders uitdrukken en als mijn meening weergeven,
dat dat geheimzinnige stuk, waarin mijn broer de
hoofdrol zal vervullen, mij minder geschikt lijkt voor
de niet zeer intellectueele bevolking dezer achtbare
gemeente."
Beukels grinnikte, Lucie schaterde.
„Vertel op, George Hoe heet 't en waf gebeurt er
zooal in?"
„Ik verzeker je, dat mijn welsprekendheid te kort
schiet, om dat in woorden uit te drukken. Want er
gebeurt van alles en niets."
„Maar hoe héét 't Da's de hoofdzaak wou Lucie
weten.
„O ja Nou, hier heb je den pakkenden titel „De
leugens dezer wereld". Zwaar op de hand, hè En
't stuk zelf is nog erger. Hoe daar de boeren en buiten
lui zich mee moeten amuseeren, mag Joost weten
„'t Zal boven jouw petje gaan," merkte Marie ge-
maakt-vriendelijk op. „Jij vergeet, jongeheer, dat de
zoogenaamd eenvoudige menschen van ons dorp die
zaken wel eens beter zouden kunnen snappen dan jij
„Omdat ze achter hun koeien zooveel wijsheid
opdoen, zeker Je oordeel is zeer vleiend, waarde zus
ter
„Waar is Han opeens gebleven vroeg Beukels.
„Misschien maakt ie de schoenen van Berends nog
af, daar was haast bij," zei zijn vrouw.
Juist kwam Han weer binnen en liep regelrecht op
zijn broer toe. Zijn gezicht was bleek en strak, zijn
oogen flikkerden van ingehouden woede.
„Ik heb je te zeggen, George, dat je voortaan met
je vingers van mijn rommel afblijftIk verkies die
brutaliteit niet
George week achteruit, schuldbewust en angstig.
Zóó had hij zijn broer nog nooit gezien
„Wat is er nou aan de hand vroeg Beukels verwon
derd.
„Hij heeft op m'n kamer de boel door elkaar
gehaald!"
„Dat is niet waarverdedigde George zich. „Ik
liep f_r toevallig óp en toen zag ik dat stuk liggen. En
'N MEISJE UIT WEST-KAPELLE „DOET" DE STOEP
omdat jij er nooit iets van vertelt en omdat 'k toch wel
'ns weten wou, wat jullie nou eigenlijk.
„Je liegtviel Han uit. „Mijn kast stond toevallig
open en van die gelegenheid heb jij gebruik gemaakt
om in mijn papieren te graaien
„Kom zeg, je hebt toch zeker geen geheimen
„Ik heb wèl geheimen, als je 't zoo noemen wilt, en
doe dat hooit meer, of.
Hij hief zijn vuist op, minder om te slaan dan om te
dreigen. Lucie kon een gil niet weerhouden en vluchtte
de kamer uit, Beukels bromde verbaasd en verontwaar
digd iets onverstaanbaars, en George dacht, dat 't tijd
werd 'n veilig heenkomen te zoeken.
De moeder kwam, uiterlijk volmaakt kalm, tusschen-
beide. Even raakte haar hand den arm van haar oudsten
Zoon aan.
„Han, zóó doen we dat niet."
Han trad terstond terug. Hij keek zijn moeder één
seconde in de oogen, voelde meteen, dat zij hem ver
stond en ging weg naar de werkplaats.
„George, dat is de laatste keer geweest, dat je zulke
streken uithaalt," zei juffrouw Beukels streng.
„Wat 'n drukte om zoo'n bagatel," viel nu haar man
uit. „Wat heeft Han dan op zijn kamer, dat...."
„Dat gaat niemand aan," besliste de moeder koel.
„Verkeerde dingen zijn 't in ieder geval niet, dat weet
ik."
„Ze snuffelen ook wel in mijn rommel," bromde
George.
„Ja, en als ik er weer 'n boek vind, dat ik in huis niet
hebben wil, zal ik 't niet meer verbranden, zooals vori-
gen keer, maar 't zélf naar die bibliotheek terugbren
gen en zeggen, wat ze voortaan te laten hebben."
Beukels keek nieuwsgierig, Marie verontwaardigd,
en George had al spijt van zijn opmerking. Je zat hier
toch ook in 'n vervloekt bekrompen gat
Hij vond 't nu maar veiliger deze gespannen atmos
feer te ontvluchten en greep het eerste voorwendsel
't beste aan, om uit de kamer te verdwijnen.
„Ik vind maar," zei Beukels nu, „dat Han verandert,
sinds ie bij die tooneelclub is. Je moet tegenwoordig
drommels goed op je woorden passen, of je krijgt
herrie."
Juffrouw Beukels haalde de schouders op.
„Hij verandert, daar heb je gelijk in.
Maar denk je, dat 't tooneel 'm dat
doet
„Natuurlijk. Hij gaat er in op, zooals
'k nooit van 'm verwacht zou hebben. Ik
zie 't onder 't werk, dat ie er vol van is."
„Lijdt z'n werk er onder
„Dat moet wel, maar dat kun je niet
zoo dadelijk zeggen. In ieder geval, gezel
liger wordt 't er niet door."
„Hij verandert," zei de moeder en 't
was alsof ze voor zichzelf sprak. „Nee,
hij verandert niet. Maar er is iets in hem,
dat wij niet kennen, en 't groeit, 't wordt
sterker, vanzelf. We kunnen toch niet
anders dan 't zijn gang laten gaan. Als
iets kwaads is, merken we 't gauw
genoeg en als 't iets goeds is, dan zal
tot zijn voordeel zijn. Han is 'n goeie
jongen."
„Wordt er maar wijs uit," bromde
Beukels en 't was niet duidelijk, of hij
het karakter van zijn oudsten zoon, dan
wel die woorden van zijn vrouw bedoelde.
„Als Han de schoenen van Berends af
maakt, kon ik nog wel even 't dorp in."
„Dat is ook wel zoo gemakkelijk,"
dacht juffrouw Beukels.
't Scheen, dat het dien avond tot 'n
tweede botsing tusschen de broers moest
komen. Han was tegen negen uur het
dorp in gefietst om schoenen weg te
brengen. Zijn vader had aangeboden, ze
mee te nemen, omdat hij tóch dien kant
uit „moest", maar toen ie de deur uit
stapte, dacht ie alleen aan Jan Helder, den
timmerman, dien hij nog altijd „'n partij
biljart aan de broek moest zetten".
't Was donker, toen Han thuiskwam.
Hij zette zijn fiets in 't schuurtje, ging
't huis niet binnen, maar slenterde weer
't bruggetje over, den zandweg op.
Moeder en Marie zaten onder den oote-
boom bezijden het huis kousen te stoppen,
waarbij heel weinig tusschen hen ge
sproken werd, terwijl ze elkaar in de stilte
van den zomeravond toch zoo goed
verstonden. Ze zagen Han naar buiten
trekken, zoo laat nog, keken elkander
even aan en glimlachten gelijktijdig als
vergoelijkend. Straks hadden ze elkaar
Fat*.* Folklore