In 1869 behoorde hij tot een van de 16 oprichters van de meestoof „De Zeeuw" aan de Meeldijk te Burgh. Gedurende het bestaan tot 1899 was hij op enkele jaren na veruit de grootste leverancier van meekrap aan deze "rode kleurstof-fabriek". Door zijn vroeger aannemerschap was Smallegange gewend te becijferen en aantekeningen te maken, dit zal hem een voorsprong op zijn agrari sche tijdgenoten hebben gegeven. In 187 3 benoemden de aandeelhouders hem tot administrateur, wat hij tot zijn overlijden, in november 1892, bleef. Tot die tijd was hij eveneens twintig jaar hoofdingeland van het Waterschap Schouwen geweest. Voor de ingebruikneming in 1876 van het stoomgemaal "Schouwen" te Flaauwers, waarmee de ontwatering belangrijk werd verbeterd, gold weiland in het lage van Schouwen dikwijls als meerwaardig dan bouwland door de aanwezigheid van veel "aerdgos" (10). In deze weiden groeide het vee uitstekend en op de melkgift werkte het stimulerend. Het korte en gladde gras maakte het hooien en transport echter moeilijk. De Westhoekse boeren, die verderop in Schouwen weiland bezaten, vertrokken voor het ochtendgloren om hun wagens voor zonsopgang te laden, zodat de de dauw hun werk wat eenvoudiger maakte. Een van de merkwaardigheden, bekend bij oude Schouwenaren, was de zgn. "paelingkeldereen plaats aan de rand van bouw- of weiland, waar op een diepte van een halve meter of meer zich in een holte een "kiemande" vol paling had genesteld. Kenners wisten zo'n plaats, die in ondergrondse verbinding met de sloot stond, aan te wijzen, omdat de grond er boven kaal bleef. Smallegange herinnert zich dat tijdens het ,,weie spitten" in de beginjaren van deze eeuw zo'n vondst werd ge daan. De Schouwse paling liet zich goed smaken! Na het overlijden in 1892 van W. Smallegange Cz. kwam een scheiding in de gronden tot stand. De jongste zoon, Jacob Smallegange, die 30 september 1898 met zijn buurmeisje, Martina de Vrieze, huwde, bleef tot dan met zijn moeder op de boerderij. Hij behield 17 ha land, terwijl percelen o. a. in de inlaag en aan de zand weg zijn broer en zus werden toebedeeld. Ze woonden, waar M. O. Hanse woont. Hun moeder Pieternella van de Panne overleed daar in 1904. Na de herverkaveling kwamen deze gronden weer terug bij de hier beschre ven hofstede. Uit 1899, het tweede jaar van zelfstandige bedrijfsvoering door J. Smal legange, is hierboven een bladzijde uit zijn administratie weergegeven. Hieruit zijn interessante gegevens te halen over de 19e-eeuwse land bouwprijzen en opbrengsten. Smallegange, van 1908 tot 1948 hoofdingeland van het Waterschap Schou wen, was opdrachtgever voor de bouw van het woonhuis en de stenen schuur. In 1901 was reeds een uit twee vertrekken bestaande knechts woning opgetrokken. De prijs bedroeg 550 gulden. Dit huisje, dat aan de weg van de zeedijk stond, verdween tijdens de overstroming van 1953. Aannemer K. Lemson uit Burgh schetste de oude situatie (zie foto), voordat in 1908 het 17e-eeuwse huis met een perzikenleiboom aan de oostzijde werd afgebroken en hij de huidige wo ning bouwde. De voormalige Karremansweg werd met het puin verhard. Kort daarop haalde men ook het zomerhuis neer. In april 1912 tenslotte onttakelde men de uit twee gedeelten bestaande 35 meter lange houten schuur. 100

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1976 | | pagina 102