boek van Haamstede als volgt: "Allen deden den eed van getrouwheid aan
den wettige souvereinen van den lande met het stadhouderschap, zwee-
rende de vastgestelde constitutie van 1747 en 1766 te zullen handhaven,
en even later: „Eenigen moesten zich met eede zuiveren van nooit tot
eenig genootschap van wapenhandel of van eenige patriottische sociëteit
behoord of tot soortgelijke fondsen eenig geld gecontribueerd te hebben.
Welke eed door velen van de wethouders en ook door eenigen uit het volk
gedaan werd. (11) Ook voordien al was men druk in de weer geweest
met het tekenen van requesten aan de Staten, waarin aanhankelijkheid
aan de prins werd betuigd, zoals we kunnen lezen in De Kanter's kroniek:
„In deze zelve maand Augustus (17 87) was men te Brouwershaven, Haam
stede, Burgh, Eikerzee en Kerlcwerve wederom dapper in de weer met
het teekenen van Requesten, strekkende om aan de Staten te verzoeken:
"Dat Hun Ed. Mog. den Heer Prins Erf-Stadhouder en zijn Huis, gelief
den te handhaven in zijne rechten en hooge waardigheden, zo als in 1747
en 1766 aan hem waren opgedragen, en de aloude gevestigde Regeerings-
form voor te staan en in stand te houden. "(12)
Echter niet iedereen had zich 'met ede gezuiverd' en dat was voor de
zich steeds vrijmoediger gedragende orangisten meer en meer onver
draaglijk geworden. Toch nog pas vijf maanden later dan in Zierikzee,
nl. op 24 februari 17 88, breekt het geweld los en klinkt overal de roep
van 'Oranje Boven' en 'De Patriotten naar den donder'. Nieuwhof ver
haalt ons, dat het 's morgens al begon met het beledigen van kerkbezoe
kers door jongeren en dat tegen de avond de predikant die uit Noordwelle
terugkeerde, een half uur gaans van Haamstede een groep jongeren ont
moette, die ,,al tierende en razende den weg naar Renesse insloegen.
Zij waren waarschijnlijk nog opgewonden door het plegtig in den eed ne
men van het vorige jaar. "(13)
Wij weten intussen dat deze opgewondenheid zich heeft ontladen in plun
dering en brandstichting en dat eerst zes dagen later baljuw Gillis van
IJsselsteyn met zijn mannen uit Zierikzee naar Haamstede is gekomen
om het oproer de kop in te drukken en op 7 maart weer vertrok met
,,eene menigte van gevangenen, zoo van hier als van Burgh, onder eene
sterke wacht naar het 's Gravensteen te Zierikzee. "(14) De Kanter meldt
ons in een voetnoot hierover: „Hier zag men zelfs dat een Collegie van
Wethouders collegialiter plunderde; )- Geheele Hofsteeden werden afge-
brooken, en veel Koorns godlooslijk bedorven. Met eenen hoop opont
boden Krijgsvolk, deed de Bailluw en zijne Dienaars eenen tocht in
Schouwen. - De belhamels raakten in handen en werden gestraft. (15)
In het nu volgende zal echter blijken dat men gerechte twijfels mag heb
ben over de vraag of daarbij de ware schuldigen zijn bestraft. De Kanter
maakt, voor zover het Schouwen betreft, zich met een zin ervan af en
lijkt tevreden gesteld. Zo niet onze Aart van den Broeke!
III
„Ontbreekt het dan der Nakomelingschap nog aan duchtige Bewyzen van
de gruwelykste, en tot den Rechtvaardigen om wraak schreeuwende plun
deringen, en baldaadig aangerichte verwoestingen, roov - en dieveryen
door gehuurde booswichten gepleegd; - aan Bewyzen van vertreeding en
bespotting van het Heilig en zo duur bezwooren Recht en Justitie, zelfs
door hen die 't zelve moesten handhaven, Aan het woord is hier Aart
van den Broeke, voormalig schout en secretaris van de heerlijkheid
106