het oproer te Zierikzee kon uitblijven. Ook al moeten we A.M. Wessels
in zijn boek „Zeeland in de Patriottentijd" historisch gezien met de nodi
ge reserve beschouwen, de sfeertekening die hij van die tijd geeft, zou wel
eens niet al te ver bezijden de waarheid kunnen zijn. (20) Zag Wessels
in het oproer van 24 februari 17 88 eigenlijk alleen maar de glorievolle
overwinning gedemonstreerd van de zo zeer door de plattelandsbevolking
van Schouwen geliefde Oranjes en tevens de terechte afstraffing van die
donderse Keezen (21), Van den Broeke had er geen goed woord voor
over: ,,vyf maanden nadat de vernederde Stadhouder weder op den nu
veel geduchter zetel was getild, en de zogenaamde rust hersteld heette,
moest ook nog ons platte Land, de Lands-Vaderlyke kastyding van 's
Vorsten yzeren roede, en die zyner Geweldigen, smaaken.
En een onvervalst democratisch tintje schemert door in zijn samenvat
tende kritiek hierop door te zeggen dat nu ook de boeren afgeleerd moest
worden zich met regeringszaken te bemoeien.
We beginnen nu met de berichtgeving over het oproer zelf, maar moeten
daarbij wel bedenken het alles door de bril van een patriot te zien, die
hierbij volkomen werd gerui'neerd.
In de nacht van 23 op 24 februari 1788 werd op het slot Haamstede een bij
eenkomst gehouden, waarbij aanwezig waren schout Cornelis Vis, de se
cretaris Jacobus de Fouw, een aantal burgers uit Burgh en mogelijk ook
Mr. Hendrik Muilman, Heer van Haamstede, destijds schepen en raad
van de stad Amsterdam die al enige tijd 'in het Land van Z. zee' verbleef.
Men beraadde zich erover op welke manier de anti-orangisten het beste
zouden kunnen worden aangepakt. Er werd besloten gebruik te maken van
een zekere Willem Soldaan, volgens Van den Broeke iemand die „bevlekt
was met het bloed eens verslagenen", en die er op uit te sturen om de
boeren uit de verschillende dorpen te waarschuwen dat er te Haamstede
diezelfde dag nog een vergadering zou worden gehouden, waarbij iedere
oranjevriend aanwezig diende te zijn. Deze Willem zal bij de bevolking
wel geen onbekende zijn geweest, aangezien hij al lange tijd bezig schijnt
te zijn geweest om de gemoederen van de bevolking op te ruien en aan
te zetten tot plundering, voor welke aktiviteiten hij uit de beurs van de
schout van Haamstede per dag een rijksdaalder betaald kreeg.
's Morgens al verzamelde een grote groep strijdlustigen zich in het dorp
en in de loop van de dag trok men naar Renesse, waar de schout van die
plaats, Tonis Tromp- een invloedrijk man die er veel grond bezat (22)—
de troep reeds opwachtte, waarna men zich "aan 't verfoeilykst werk,
dat onder beschaafde Lieden, en die zich Christenen noem ai, ooit de zon
aanschouwen kan: - het plunderen, rooven en steelen der bezittingen van
meer en minvermogende vreedzaame Burgers, van Buuren en Aan
verwanten, in koelen moede, schaamteloos overgaf. Toen de rebellen
in Renesse hun vernielend werk hadden gedaan, gingen ze verder in de
richting Noordwelle en Serooskerke, met aan het hoofd nog steeds de
beide voornoemde schouten en de secretaris, die te paard gezeten pro
vocerend de oranjevlag met zich voerden.
Van den Broeke had intussen niet stilgezeten. Niet zodra hij hoorde van
de plunderingen of hij sprong op zijn paard en reed in aller ijl naar Zie
rikzee. Daar trof hij de met al zijn geld gevluchte Jan Cornelisse Gast
aan, met wie hij zich naar het huis van burgemeester Samuel de Jonge
begaf. Daar aangekomen vroeg hij aan de burgemeester of deze hem
direkt 25 militairen kon meegeven om het gespuis dat in Schouwen be-
110