wacht had, dat zeer ten kwaade zou konnen werken. - Om dit voor te koo-
men, moest men, onder een of ander pretext, zich van myn Persoon
konnen meester maaken, als die, daar hy anderen had durven aanklagen,
zelf by de Justitie onder zwaare verdenking van crimineele misdaaden
zich gebracht had, en als zodanigen moest worden onderzocht en te rech
te gesteld. En ineens was daar dan de beschuldiging dat A. van den
Broeke zich schuldig zou hebben gemaakt aan 'verregaande malversatie
en kwaade trouw' inzake het bestuur over de polder Burgh en Westland.
Hij heeft nooit precies geweten wie zijn beschuldigers waren, maar zijn
vermoedens gingen sterk in de richting van degenen die hij kort tevoren
zelf voor het gerecht had willen dagen. Het zou dan mogelijk zijn dat de
hele aanklacht op persoonlijke rancune berustte, hetgeen Van den Broeke
ons het liefst wilde doen geloven en waarvoor hij overigens goede gron
den had.
Uitgerekend de mannen op wie hij het felst gebeten was, wat naar we mo
gen aannemen ook omgekeerd het geval was, kregen de opdracht om het
onderzoek te leiden. Het waren de ons al bekende schout Cornelis Vis
en secretaris Jacobus de Frouw, die beide de bescherming genoten van
J. van Ysselstein. Deze laatste had onder andere het zo lucratieve ambt
van opperstrandmeester aan Cornelis Vis geschonken. Moeten we geloven
dat Van Ysselstein de man achter de schermen is geweest, die Van den
Broeke een slag voor wilde zijn voor het geval deze toch nog eens zou
proberen hem voor het volk verdacht te maken? Van den Broeke wist
door zijn vroegere samenwerking met de Rentmeester veel over hem te
vertellen en had dit bij een eerdere gelegenheid ook al eens gedaan, ge
tuige het nu volgende verslag uit de tijd dat hij nog opperstrandmeester
was:
"Hoe des Rentmeesters wyze van doen en Rekenen in deze Post gewoonlijk
was, zal, daar men den Leeuw aan zyne klaauwen kent, uit een ander
staaltje blyken konnen:
Het Brikschip (32) Wandringsmande, Capt. Michiel Douwe, op den 4 No
vember 1782 achter de vieren van Schouwen gestrand (33), gelaaden met
Grenadesuiker en Boomwolle (34), welke laading genoegzaam geheel door
my is geborgen geworden, en op authorisatie van Haar Ed. Mog. de
Heeren Gecomm. Raaden van Staaten verkost, met het schip en zyn toe-
behooren, zo is daar van geprovenieerd (35) zuiver 3001 ponden Vlaamsch,
1 schell: -De gezamenlyke onkosten zo van bergloonen, schuitevrachten,
arbeidsloonen &c. bedroegen te zamen niet meerder dan 509: - -
Verteeringen van den Rentmeester met zyne goede vrienden- 90:18: -
599:18: -
Dan zyn Ed. vond goed die zelve Rekening te veranderen en stelde voor
verteeringen 22:13:4 en plaatste nog onder de bovengemelde voor Berg
loonen en schuitevrachten &c. de overige 68:4:8, niet zonder reden
beducht wordende, dat op zulken enorme som van verteeringen, billyk
reflectien zouden moeten vallen; wel verre nogthans van zich hiermede
te vergenoegen, wist Zyn Ed. de Rekening derwyze te schikken, dat het
rampzalig overschot van nog geen 10 guld. Holl. den eigenaaren heeft
doen zien. Wat dat laatste bedrag betreft zal Van den Broeke wel wat
al te veel overdreven hebben. Het lijkt althans zeer onwaarschijnlijk
dat de eigenaren van dit schip, dat met zijn lading een waarde vertegen
woordigde van meer dan 18. 000 gulden, zich met 10 gulden lieten af
schepen
114