verteld, nadat hij met Van den Broeke over de afrekening ruzie heeft
gehad. Hierna komt de 13e en tevens laatste vraag ,,of hij (De Fouw) in
de gehoudene directie door A. van den Broeke by de polder burgh en
westlandt eenige oneerlyke onderneeming heeft ondervonden of kunnen
bemerken, zoo ja waar in die bestaan hebben", waarop De Fouw verzocht
zich hieromtrent nader te mogen informeren.
,,Interrogatorien, gedaan maaken en over gegeven door Gillis van Yssel-
steyn in qualiteyt als Bailluw der stad Zierickzee en onderhoorig Juris
dictiën Rat: offic: aan Heeren Commissarissen uit het Ed: Achtb. Collegie
van Burgemeester en schepen der selver stad omme daar op te hooren
Cornelis Vis gerequireerde en de responsiven en margeni te doen stellen.
De 35-jarige schout kan ons iets meer vertellen dan zijn voorganger, al
kon ook hij zijn relaas voorlopig nog niet met duidelijke bewijzen staven.
Het bleek dat ook schout Vis door Van Meerten over Van den Broeke's
mogelijke euveldaden was gei'nformeerd. Deze had hem bij zekere gele
genheid eerst onder vier ogen, maar later ook in aanwezigheid van Jaco
bus de Fouw in het herenlogement te Zierikzee verteld, dat er met het
opgeven van een paar ordonnantiën door Van den Broeke iets niet in orde
was geweest: ,,dat by het opmaaken van de rekening door hem Heer van
Meerten was ontdekt dat hy aan A. van den Broeke had betaalt op diverse
ordonnantiën de somma van minder dan drie hondert en in de zeventig
ponden vlaams, die hy het jaar te vooren eensgelyks met A. van den
Broeke hadde verrekend. Van Meerten had hierover een gesprek met
burgemeester De Brauw, die onmiddellijk de 'snodaard' op het matje
riep. Deze beweerde aanvankelijk bij hoog en bij laag dat iets dergelijks
onmogelijk kon hebben plaatsgevonden, maar nadat hem door De Brauw
de bewijzen ervan onder ogen waren gebracht, gaf hij toe. Hij zei het
direkt met Van Meerten te zullen goedmaken en een definitieve ordon
nantie bij hem in te dienen. Van den Broeke bedankte de heemraad voor
de ontdekking van de vergissing en zei ,,niet te hebben begreepen waar
die ordonnantiën gebleeven waaren, maar daarover meermalen hadde
gedagt en in vertrouwen dat dezelve waren verloren geraakt zig hadde
vervoegd by Adriaan van Stalen en van hem dergelyke ordonnantiën van
dezelve somme hadde verzogt; en dat op deeze wyze die tweede ordon
nantiën in de waereld waren gekomen. 11 Zou zijn administratie werkelijk
zo hopeloos zijn geweest, dat hij niet meer heeft kunnen nagaan of hij
een dergelijk groot bedrag al eens eerder had ontvangen? Dat lijkt ons
niet geloofwaardig, omdat Van den Broeke zulke financiële belangen had,
dat een goede boekhouding voor hem een eerste vereiste moet zijn ge
weest. Mogelijk had Adriaan van Staalen enig licht op deze zaak kunnen
werpen, maar we zien hem als medeondertekenaar van een adhesiebe
tuigingten gunste van Van den Broeke, die dit 'getuigschrift' in zijn pam
flet heeft opgenomen. Uit een andere bron weten we hiervan niets. Dus
lijkt het gerechtvaardigd Van den Broeke schuldig te verklaren aan mal
versatie en kwade trouw, hoewel dit laatste niet duidelijk is gebleken.
Daarom is het goed even stil te blijven staan bij de adhesiebetuiging.
Welk recht hebben wij, gezien de tijd in welke zich alles afspeelde, om
Van den Broeke minder te geloven dan de twee getuigen Cornelis Vis en
Jacob de Fouw? Het zijn zeker niet de eersten de besten die het desbe
treffende getuigenis hebben opgesteld:
,,Wy Ondergetekenden Schout en Schepenen der Heerlykheid Burgh, ver-
klaaren, ter Requisitie van den Oud-Schout Aard van den Broeke, woo-
nende te Zierikzee, wel eer Schout en Secretaris dezer Heerlykheid Burgh
118